Monday 14 September 2009

De ongedachte reis van een kapotte camera.

In Nederland en wellicht in het hele Westen leven we in een consumptiemaatschappij. Als er iets stuk is,gooien we het weg en kopen een nieuwe. In India gaat het er (soms) anders toe. Dat blijkt maar eens weer uit het volgende verhaal. Tijdens mijn verblijf hier vorig had ik een kleine digitale camera gekocht voor omgerekend zo’n € 60. Het ding, een Nikon, was in de aanbieding in een grote winkel in het centrum van de stad. Het cameraatje gebruikte ik zowel in India als in Nederland tot volle tevredenheid. Maar plotseling hield-ie ermee op. Ik had geen idee waarom. Een Oostfries zou zeggen “Machinist kaputt”, maar ik schudde het apparaat een paar keer, legde het in de zon te drogen en verwisselde veelvuldig de batterijen. Maar het toestel bleef zwijgen als het graf. Nu was er twee jaar garantie op het fototoestel en per slot van rekening is Nikon een goed merk. Dus ik naar de Nikon-dealer in Zeewolde. Of de camera onder de bestaande garantie gerepareerd kon worden. De dienstdoende verkoper keek mij enigszins medelijdend aan. Nee, meneer, dat kan niet. Waarom dan niet, garantie is toch garantie? Ja, zei de vertegenwoordiger van Nikon in Zeewolde, dat is wel zo, maar Indiase garantie geldt niet in Europa. Maar waarom dan niet, al die dingen komen toch uit dezelfde Chinese fabriek? Ja, dat wist de verkoper ook niet. Beleid van de Europese importeurs. Niets aan te doen. Ik moest maar teruggaan naar de plek waar ik het toestel had gekocht en daar kon hij misschien onder de garantie gerepareerd worden. Als-ie tenminste te repareren was. Maar dat is helemaal in India, protesteerde ik. Ja meneer, zei de niet erg meelevende verkoper en ging wendde zich tot iemand anders. Maar kan er niet iemand even kijken wat er aan de hand was, vroeg ik uiteindelijk vertwijfeld. De verkoper keek even vluchtig naar het ding en zei: meneer, dat is het apparaat niet waard en wendde zich definitief naar de andere klant, warmee waarschijnlijk meer eer te behalen was. Afin, ik dus een paar degen geleden per bus en autorickshaw naar de winkel waar ik het ding gekocht had. Na enig zoeken vond ik de wel erg bescheiden servicebalie. Aldaar aan de dienstdoende bediende het probleem uitgelegd. Hij luisterde aandachtig naar me en zei tenslotte: U moet niet bij ons zijn, maar bij de Nikon-dealer. Maar ik heb hem hier gekocht, protesteerde ik. Jawel, zei de verkoper, Maar de garantie is van Nikon en niet van ons. U moet ergens anders in de stad zijn. Bij de gedachte aan het opnieuw uren moeten worstelen door het verkeer, begon ik lichtelijk kriegelig te worden en zei nogmaals: mij best, maar ik heb ding hier gekocht dus het is jullie probleem en niet het mijne. Ach, zei de verkoper, die dealer is hier niet ver vandaan, ik loop wel even met U mee. Dus wij met zijn tweeën op pad. En, inderdaad, na een minuut of vijf lopenzagen we een groot bord “NIKON”. We kwamen in een airconditioned kantoor met veel gekleurde platen, een gezette en besnorde baas en een opgetutte dame die met rood gelakte nagels de telefoon bediende en ondertussen mooi probeerde te zijn. Een doorsnee Indiaas kantoor dus. Of ik mijn camera hier kon laten repareren vroeg ik aarzelend. Dat kan, zei de besnorde heer. Echt waar, vroeg ik verbaasd. Jazeker, zei de Nikon-man. En we begonnen, zoals te doen gebruikelijk in India, enkele formulieren in te vullen. Toen dat karwei geklaard was zei de man tegen me: komt U morgen maar na twee uur langs. Wat, vroeg ik, is-ie dan al klaar? Waarschijnlijk wel, zei de baas. Maar ik geloofde het niet en bij het vooruitzicht me weer twee keer voor niets door dat vreselijke verkeer te moeten worstelen, zei ik dat ik wel bellen zou. Dat was ook goed en dus belde ik de volgende dag. Na enig heen en weer gedoe kreeg ik de besnorde Nikon-man aan de lijn. Was ik mister Kroetsing? Ja, dat was ik. Wel, de camera was gerepareerd en ik kon hem komen ophalen. Ik kon mijn oren niet geloven. Echt waar? Echt waar, zei de mij inmiddels sympathieke man. Dan kom ik hem begin volgende week ophalen zei ik blij en verheugd. Dat was goed. En dus ging ik vanmiddag naar de binnenstad om de gerepareerde camera in ontvangst te nemen. En jawel hoor,de besnorde heer demonstreerde door een foto van mij te nemen dat het apparaat weer werkte. En wat was het probleem, vroeg ik nog steeds enigszins ongelovig. Het contact tussen de batterijen en het inwendige van de camera was niet goed, zei de Nikon-baas. Dus een mechanisch probleem en geen elektronisch? Zo is het, knikte men. Vervolgens moest ik nog een paar handtekeningen zettenen klaar was Kees. Met de werkende camera ging ik -uiteraard zonder te betalen, want het was immers garantie- blijmoedig op weg naar huis. Wat een verschil met Nederland. Daar keken ze niet eens naar een goedkope digitale camera die het niet meer deed. Want alleen dat kijken al kostte meer dan het hele ding waard is. Weggooien dat kapotte ding en een nieuwe kopen. Maar in India zei men tegen mij: als we die dingen kunnen fabriceren, kunnen we ze ook repareren. Zo is het maar net. Nu heb ik ook nog een kapotte Nintendo van een kleindochter liggen. In Nederland was dat ding niet te repareren. Te moeilijk; te duur. Maar ik ben al aan het zoeken en heb inmiddels een adres in Secundarabad waar men het computertje misschien kan repareren. Ik zal ervoor zorgen dat het speeltje daar op een of andere manier terecht komt en dan maar afwachten. Ik ben inmiddels optimistisch geworden….

Komt een man in de hel…..

Komt een man in de hel. Hij komt in de Britse afdeling terecht en vraagt naar de dagelijkse gang van zaken. Wel, krijgt hij te horen, eerst wordt je een uur op de elektrische stoel gezet. Vervolgens een uur op een spijkerbed en dan komt de duivel van dienst en die slaat je de hele dag in elkaar. Zo gaat dat, elke dag opnieuw. De man moet er niets van hebben en loopt naar de Duitse afdeling. Wat doen ze hier, vraagt hij. Wel, eerst een uurtje op de elektrische stoel, dan even lang op een spijkerbed en de rest van de dag wordt je door de duivel geslagen. Ook niets, denkt de man en loopt verder. Bij de Nederlandse afdeling aangekomen vraagt hij ook naar de dagelijkse routine. Opnieuw krijgt hij te horen: eerst de elektrische stoel, dan het spijkerbed en tenslotte het pak slaag. Gaat dat overal zo, vraagt de man. Ja, krijgt hij te horen, dat is hier de normale gang van zaken. Vertwijfeld loopt de man door. Wat moet hij doen? Dan ziet hij voor de Indiase afdeling een hele rij mensen wachten om binnengelaten te worden. Wat heb ik nou, vraagt de man aan de wachtenden. Is hier dan geen elektrische stoel, geen spijkerbed en geen slaag? O zeker wel, krijgt hij te horen. Maar waarom willen jullie dan allemaal zo graag naar de Indiase hel, vraagt de man verwonderd. Wel, krijgt hij ten antwoord, door slecht onderhoud doet de elektrische stoel het niet meer, de spijkers zijn gestolen en de duivel is een oud-ambtenaar die bij binnenkomst het aanwezigheidsregister tekent en dan voor de rest van de dag naar de kantine verdwijnt.Zo, ik hoop dat jullie de eerste glimlach al te pakken hebben. Dan nu de tweede. Toen ik over de varkensgriep schreef, heb ik wellicht de indruk gewekt dat in deze staat Andhra Pradesh al honderden mensen aan deze ziekte bezweken zouden zijn. Dat is gelukkig (nog) niet het geval. Er is sprake van enkele honderden ziektegevallen. Het aantal doden als gevolg van deze swine-flu staat sinds gisteren op dertien. Persoonlijk heb ik overigens enige twijfel bij deze cijfers. Bij de gevallen die in de kranten worden vermeld gaat het uitsluitend om jonge mensen van 20 – 30 jaar, die de ziekte krijgen en dan binnen een paar dagen sterven. Maar dit ziektebeeld is geheel anders dan in de rest van de wereld, waar het heel vaak gaat om mensen die al ernstig ziek zijn en waarbij de varkensgriep dan het laatste zetje geeft.Dan het derde goede bericht vandaag. De gemeenteraad van de tweelingstad Hyderabad-Secunderabad heeft besloten om de bestrijding van de muskieten tot prioriteit nummer een te verheffen. Vele extra mensen en gifspuiten zullen worden ingezet. Zo meldt de Deccan Chronicle van vandaag, 15 september 2009. De dag waarop jullie met de Troonrede om de oren worden geslagen. Welk een daadkrachtig bestuur hebben wij toch! Wat die muskieten betreft nog het volgende. Sommigen van jullie hebben zich misschien zorgen gemaakt over de mogelijke gevolgen van die muggensteken op mijn lichaam. Voor hen is er goed nieuws. Mijn aanpak werkt. Het is de oude vertrouwde Amerikaanse aanpak: kill, kill en overkill. Zet de ventilator op de hoogste stand, spuit kwistig met het spul uit de gele flacon, verzadig de atmosfeer met antispul en de beesten blijven weg. Houwen zo.

Sunday 13 September 2009

De cirkel van de angst.

In het vliegtuig op weg naar India moest ik een extra formulier invullen. Of ik in contact geweest was met iemand die aan de “swine flu” leed. Zo wordt hier de Mexicaanse griep aangeduid. Men spreekt overigens ook wel enigszins dikdoenerig over H1N1: een ziekte als een formule. Ook werd gevraagd of ik koorts had. En voorzichtigheidshalve werd ook nog geïnformeerd naar mijn stoelnummer en mijn adres hier in India. Je kunt immers niet weten.
Direct na aankomst op het vliegveld en net na de paspoortcontrole werd ik opgewacht door een hele ploeg witjassen met mondkapjes voor en groene handschoenen aan. Ze namen de ingevulde formulieren in ontvangst, legden ze op een stapel en drukten een merkwaardig uitziend apparaatje tegen mijn slaap. Waarschijnlijk om mijn temperatuur op te nemen. Gelukkig voor hen en voor mij was die normaal en kon ik mijn reis voortzetten. De griep houdt de autoriteiten hier in Zuid-India nogal bezig. Dagelijks wordt in de kranten de score bijgehouden. Vandaag, 9-9-09, stond die op 226 doden als gevolg van de swine-flu. Dagelijks komen daar enkele bij. Voor een staat met 75 miljoen inwoners nog niet zoveel dacht ik. Er zijn veel andere ziektes die veel meer slachtoffers eisen en met veel geringere middelen effectief bestreden kunnen worden. Maar mijn grote verbazing en geringe verontwaardiging over de drukte hier in India verzonk in het niets na een lang telefoongesprek met een bevriende relatie uit een stadje in Noorden des Vaderlands. In de plaatselijke kerk van deze stad, bevolkt door in de regel zeer nuchtere burgers, was de afgelopen zondag het Avondmaal gehouden. Maar deze keer niet op de gebruikelijke en vertrouwde manier. In plaats van het drinken uit een en dezelfde beker, een prachtig symbool van onderlinge verbondenheid, moest er een soort chipje ter grootte van een stuiver in de met wijn gevulde beker gestoken worden. Een soort hostie, zeg maar. Dat doordrenkte dingetje werd dan opgegeten waarna de volgende aan de beurt was. Op die manier kon er wat wijn worden geconsumeerd zonder uit de beker te drinken. Van te voren was deze procedure mondeling toegelicht, maar toch ging het een paar keer fout. Uit gewoonte werd toch een uit de beker gedronken of de juiste volgorde werd niet gehanteerd. Zo gebeurde het dat een wat ouder gemeentelid uit routine toch uit de beker dronk. Onrust golfde door de wachtende rij. Er werd fluisterend geroepen om een nieuwe beker. Een schichtige diakenen schoot naar de tafel om een nieuwe beker met onbezoedelde wijn te halen om het ritueel te kunnen voortzetten. En de schuldige liep verder met neergeslagen ogen. Vol zelfverwijt zich afvragend welk onheil was aangericht. Mijn zegsvrouwe vertelde te hebben genoten van deze en andere gebeurtenissen. Je hoeft tegenwoordig niet eens meer naar een cabaretvoorstelling te gaan om toch te kunnen lachen. En dat nog wel tijdens het Heilig Avondmaal in een degelijke (ex-) Gereformeerde Kerk. Maar genieten of niet, bij enig doordenken is het toch eigenlijk diep treurig. Want waarom al die toestanden? Het bestuur van de splinternieuwe PKN had geschreven dat de Mexicaanse griep volgens deskundigen (ze zullen wel niet die Osterhaus bedoeld hebben) niet gevaarlijker was dan de normale, jaarlijks terugkerende gewone griep, maar dat toch sommigen bang zouden kunnen zijn voor besmetting. En dat zij dan uit angst weg zouden blijven van deelname aan het Avondmaal. In plaats van deze merkwaardige en onreglementaire vorm van Avondmaalsmijding te bestraffen met excommunicatie, vond dat bestuur dat er daarom allerlei voorzorgsmaatregelen moesten worden genomen. Het is te gek voor woorden. Eerst wordt er gezegd dat de ziekte weinig voorstelt. Vervolgens wordt opgemerkt dat sommigen denken dat die ziekte wel wat voorstelt. En dus wordt maar net gedaan of de ziekte inderdaad wat voorstelt. En zo is de cirkel van de angst weer rond. Dat is ons zelfs in de tijd dat de toen dodelijke ziekte HIV-Aids om zich heen greep niet overkomen. Toen bleven we nuchter, wetende dat die besmetting op een heel andere manier plaatsvindt. Maar nu, terwijl we wel ouder maar kennelijk niet wijzer geworden zijn , slaat de paniek om ons heen. En betalen we het loon van de angst en maken we een karikatuur van onszelf. Ach, waar zijn toch die VOC-tijden gebleven, zou men onze Minister-president kunnen nazeggen. India en Nederland hebben tenminste iets gemeen: hun redeloze angst voor het nieuwste spook. Wat zou het mooi zijn als de PKN en haar leden ook op andere manieren even solidair zouden zijn met de Indiase bevolking. Want die sterft nog steeds in grote getale aan veel gemakkelijker te bestrijden ziekten dan aan welke griep dan ook.

Rijst of, opnieuw, gierst.

Het moge dan zo zijn dat wij zuchten onder de gevolgen van een financiële en een economische crisis, in India doen ze daar nog een flinke schep bovenop. Ze hebben daar ook nog eens te maken met een landbouw- en een boerencrisis. En anders dan de onze waarvan het einde al in zicht schijnt te zijn, lijken deze Indiase crises vooralsnog onoplosbaar. Want wie keert de uitdroging van de landbouwgronden als gevolg van intensieve rijstbouw en klimaatverandering? Wie geeft de ontelbare boeren en landarbeiders een redelijk inkomen? Toch zijn er tekenen van hoop. Hier het verhaal van die crises en de pogingen van een kleine organisatie in Andhra Pradesh om deze het hoofd te bieden.
Het is niet meer dan een wolkje ter grootte van een mans hand. Maar toch. Voor het eerst sinds vele jaren is de Indiase rijstoogst deels mislukt. De oorzaak is de droogte van de afgelopen zomer. In ongeveer de helft van dit immense land is er te weinig regen gevallen en verdorde de rijst. De Indiase regering schat dat de rijstproductie dit jaar ongeveer 20% lager zal uitvallen dan die van vorig jaar. En dat terwijl er zoveel meer monden te voeden zijn.
Op zich hoeft er nog niets aan de hand te zijn. Er zijn grote reservevoorraden aan rijst en graan die door de centrale regering kunnen worden gedirigeerd naar de plaatsen en streken waar er te weinig eten is. Maar de regering maakt zich toch zorgen. Tot voor kort was India een grote exporteur van rijst. En om de eigen landbouw te beschermen was er een importheffing van wel 70%. Maar voor de tweede keer in korte tijd overweegt de Indiase regering -of heeft wellicht die beslissing inmiddels al genomen- om deze heffing geheel af te schaffen. Gebeurde dat de eerste keer om de inflatie te beteugelen -een groter aanbod pleegt immers te leiden tot lagere prijzen- deze keer is het vooral om de hongerige monden van de bevolking te helpen voeden.
Niemand weet of de droge zomer van dit jaar zich zal herhalen, maar met al die klimaatveranderingen weet je het maar nooit. En het begon zo mooi. Het India van onze ouders bestond vooral uit beelden van armoede en honger. Maar daar is veel aan gedaan. In de afgelopen tientallen jaren heeft zich een ware Groene Revolutie voltrokken in India. Dank zij grootschalige meerjarenplannen en nieuw ontwikkelde rijstsoorten werd er in het hele land een gigantische rijstproductie en –distributiesysteem uit de grond gestampt. Boeren die al sinds mensenheugenis gewend waren om gierstachtige gewassen te verbouwen werden met allerlei middelen overgehaald om rijst te gaan verbouwen. Meren werden aangelegd en rivieren omgeleid want rijst heeft water, veel water nodig. En waar er geen oppervlaktewater is, werd er tot diep in de aarde geboord om het grondwater naar boven te halen om de jonge rijstplanten te doen groeien. En deze aanpak werkte. De voedselproductie nam toe, sneller zelfs dan de bevolkingsaanwas. En zo werd India een welvoorzien land met grote noodvoorraden -je weet immers nooit- en een groeiende exporteur van rijst.
Tot dit jaar dan. Het begin van het einde van deze successtory? Misschien. Maar hoe dan ook: wat in India inmiddels de landbouwcrisis is gaan heten, zet zich door. Want inmiddels zijn ook de schaduwzijden van de grootschalige rijstbouw zichtbaar geworden. Het land droogt uit, want er is geen oppervlaktewater meer over. En ook als er geboord wordt tot diepten van 100 meter en meer: de pijp blijft steeds vaker leeg. En als er dan toch wat water aangezogen wordt, komt dit van elders en wordt het probleem dus verplaatst. Maar bovendien: is rijst wel goed voedsel, is het wel gezond? Zeker, het is gemakkelijk te oogsten, te bewaren en te bereiden. Allemaal voordelen. Maar de voedingswaarde van gepelde rijst -ongepelde rijst wordt in India nauwelijks gegeten- is gering. Het vult de maag, maar daarmee is veel gezegd. Maar de grootschalige rijstbouw heeft nog meer kwalijke kanten. De overheid houdt om begrijpelijke redenen de consumptieprijs laag. Anders gezegd: met de verbouw ervan is nauwelijks wat aan te verdienen. En vooral de kleine boeren die geen andere mogelijkheden hebben, lijden daaronder. Zij sappelen wat ze kunnen, maar zijn en blijven arm. Velen stoppen ermee, verlaten het boerenbedrijf en trekken naar de grote stad om daar de kost te verdienen als losse arbeider in de bouw of als straathandelaar. Vrouw en kinderen blijven in de steeds leger wordende dorpen achter. En zo leidt deze rijstbouw, hoe goed bedoeld ook, tot ontwrichting van grote delen van het Indiase platteland. Vaak ook kunnen de boeren niet wegtrekken naar de stad, hoe graag ze dat ook willen. Want ze hebben schulden gemaakt voor de aanschaf van de dure bestrijdingsmiddelen en het gepatenteerde zaaigoed. Schulden die ze niet meer kunnen aflossen, hoe hard ze ook werken. En velen zien dan maar een uitweg: de dood. Om in een ander leven opnieuw te kunnen beginnen, drinken zij pesticiden en ander landbouwgif. Het komt inmiddels zo vaak voor dat het een nationaal probleem geworden is en naast de landbouwcrisis spreekt men dan ook over een boerencrisis. Er wordt van overheidswege wel wat gedaan om de boerenstand uit zijn staat van permanente armoe en ellende te halen. Van goedkoop eten tot gratis elektrische stroom. Maar nog vaker blijft het bij schone verkiezingsbeloften.
Is er dan geen hoop op een betere toekomst? Zit iedereen bij de pakken neer en ziet wel wat ervan komt? Gelukkig is dat niet zo. Hier het verhaal van de Deccan Development Society, de DDS, een relatief kleine veranderingsorganisatie in Zaheerebad op het Deccaanse plateau in het noordoosten van Andhra Pradesh, een van de zuidelijke deelstaten. Het is een organisatie waarmee de Vereniging Wederzijds, waarvan ik een actief lid ben, al jaren goede contacten mee heeft. Als het even kan ga ik er met een groepje andere geïnteresseerden vanuit Nederland elk jaar naar toe. Ook dit jaar weer. Het was opnieuw een inspirerende ontmoeting.
De Deccaanse hoogvlakte is zo oud als de schepping. Ronde granietrotsen steken overal hun verweerde koppen door de vruchtbare aarde. Het is een tamelijk droog gebied maar de weinige regens zijn voldoende om de diverse gierstsoorten (millets) en eiwitrijke peulvruchten te doen groeien. De boeren konden ervan leven. Totdat de door de overheid zo gepromote rijstbouw kwam en de traditionele gewassen verdwenen. Totdat het water opraakte en de velden verdroogden. Toen verarmden de boeren en velen van hen trokken weg naar de grote stad in de hoop daar een nieuwe toekomst te vinden. Naar Hyderabad en nog verder. Vrouw en kinderen bleven achter in een samenleving die langzamerhand totaal ontwricht raakte. De mensen van DDS pakten een aantal jaren geleden dit probleem op samen met de achterblijvers. Overal in de dorpen werden de vrouwen georganiseerd met als doel het oude boerenhandwerk weer op te pakken. Niet met de rijstbouw natuurlijk, maar met de oude graansoorten die het op deze droge, maar vruchtbare grond altijd zo goed gedaan hadden. Soms was er geen zaaigoed meer te vinden en moest men het veld in om in het wild naar die zaden te zoeken. En zo ontstond er al werkende een heuse zaadbank waar goed geconserveerd in aarden kruiken de zeldzame en dus kostbare zaden worden bewaard. Om van daaruit weer uitgegeven en geplant te worden. De mensen van DDS begeleiden waar nodig de vrouwengroepen waarvan er inmiddels honderden zijn. Deze groepen van tien tot twintig vrouwen komen geregeld bij elkaar om over de gang van zaken te praten en daarover beslissingen te nemen. Om informatie uit te wisselen en elkaar te bemoedigen en te steunen. Want niet altijd gaat alles goed. En zo zie je voor je eigen ogen gebeuren dat de eens verdorde en verlaten velden weer gaan groeien en bloeien. En wordt er opnieuw gemaaid en gedorst. Langzamerhand begint het leven beter worden en even langzaam komen sommige mannen terug uit de grote stad om het oude handwerk weer op te nemen. En begint er weer iets van een sociale structuur te ontstaan.
Maar met het verbouwen van oude graansoorten alleen ben je er natuurlijk niet. Daar komt meer bij kijken. En dus hebben de vrouwen hun eigen pellerij, een eigen winkel waar ze hun producten aan de man brengen, een eigen restaurant waar die producten gegeten kunnen worden en tenslotte sinds kort een eigen radiostation waar hun verhalen verder verspreid worden. En voor de altijd welkome gast een -enigszins Spartaans- verblijf. En even vanzelfsprekend hun eigen maatschappelijke voorzieningen zoals een lagere school, een opvangcentrum voor alleenstaande vrouwen en hun kinderen. Maar, zal men zeggen in het kritische Nederland, zet dat allemaal zoden aan de dijk? Is het niet een druppel op een gloeiende plaat die even sist en dan verdwijnt? Misschien, wie kan het zeggen? In de opbouwfase was DDS vooral afhankelijk van meest buitenlandse sponsors. Nu die financiële steun aan het verminderen is, treedt er enig verval op. Het onderhoud van gebouwen en terreinen lijdt eronder. Men kan dus best wat financiële steun gebruiken. Maar aan de basis heeft men het goed begrepen en werkt men stug door. Die vele duizenden vrouwen die hun handen uit de mouwen hebben gestoken en vechten voor een betere toekomst voor zichzelf en hun kinderen. En het is precies daardoor dat ik bij mijn jaarlijkse bezoeken weer gesterkt en bemoedigd wordt. Hun gevecht tegen de landbouwcrisis, tegen de boerencrisis, heeft toekomst. Daar ben ik van overtuigd. Ook al is het nog niet meer dan een begin.

Flyingovers, de nieuwe horizon.

Vanavond klom ik weer naar boven. Naar het bovenste dak van het gebouw waar ik verblijf. Het is als altijd was het wat oppassen geblazen. Niet uitglijden, want naar beneden is het een heel eind. Ik ging –zoals te doen gebruikelijk- op het dak op mijn rug liggen en keek naar boven. De hemel was bewolkt; er was geen onweersbui. Grijs en blauw en soms een vliegtuig of een ster er doorheen. De Hyderabadse luchten waren nog niet veranderd. De geuren ook niet. De wind woei west en bracht alleen de frisheid van de Telengana, het hoogland van deze staat, met zich mee. Zoals het hoort rond deze tijd van het jaar. Ook de geluiden waren dezelfde als die van het afgelopen jaren. Hondengeblaf, kindergespeel en verkeerslawaai door elkaar heen. Het geluid van onze eeuwen. Onveranderlijk, onoverkomelijk en noodzakelijk. Of niet soms?
Nee, het was de skyline die voor mij vreemd was. Niet zozeer het noorden en het oosten. Die was nog steeds donker en bossig. Dank zij de politieacademie die veel met zich mee brengt maar ook veel tegenhoudt. De politieofficieren in opleiding hebben dat bos nodig voor hun schietoefeningen en hun oriëntatietrainingen. Een geluk bij een ongeluk. Nee, het noorden en het oosten was nog donker bebos, niet aangedaan, nog niet, door de oprukkende bebouwing. Geheel anders het westen. De gigantische fly-over van meer dan dertig kilometer lang om het centrum van de stad met het zuiden te verbinden, naderde zijn voltooiing. Meer dan dertig meter hoog, over landen, huizen en bomen als een strakke streek langs de horizon, spande de fly-over, het viaduct, zich van west naar zuid. Om ongeveer twee kilometer van hier in zuidelijke richting aansluiting te vinden op de weg naar het nieuwe vliegveld en, uiteindelijk, Bangalore.
De bouw van viaducten staat niet stil. Er moet wat gebeuren om de voortdurende verkeersellende van deze stad te overwinnen. Misschien helpt het even. Misschien helpt het mij om sneller het centrum van deze stad te bereiken. Dat kost nu meer dan een uur. Als het nieuwe viaduct klaar is wellicht iets minder. Maar ik ben daar niet zo gerust op. We zullen zien.
Ondertussen gaat het leven hier door. Morgen, op maandagochtend, begint hier het nieuwe seizoen. We zullen zien wat het mij te bieden heeft. De radio zendt nog steeds een jankerig programma uit vanwege het ongeluk dat de geliefde minister-president is overkomen. Maar de kranten staan al vol met opvolgingsperikelen. Zo gaat dat; ook hier. Niets menselijks is ons vreemd.
Agendapunt 1 van de Personeelsvergadering van het Henry Martyn Institute van 20 augustus j.l.: “CONTROLLING THE MOSQUITO GROWTH. Many suggestions were made. Some felt that municipal authorities must be informed and spry system used. Francis agreed to take the necessary actions within 3-4 days.” Dat was het dan. Poor Francis. Wat moest ze doen? En beter nog: welke noodzakelijke stappen heeft ze ondernomen? Ik ben benieuw naar vrees het ergste. De autoriteiten van de Greater Municipality of Hyderabad and Secunderabad hebben wel wat beters te doen dan zich zorgen te maken over de vele muskieten op het HMI. De stad kraakt in zijn voegen en barst uitkaar. In ons land is een telefoontje naar de gemeente vooldoende om een vreemd uitgedoste man te laten komen die a raison van €50 het wespennest uitroeit. Maar hoe ga je met teveel muskieten om? Doodmaken heeft geen zin, want de vrijgekomen ruimte wordt blijmoedig door andere muskieten ingenomen. Op de begrafenis van de een komen er tien anderen zegt men dan. Met het muskietenvolk onderhandelen over het delen van de ruimte is ook problematisch. Per slot van rekening zijn zij niet de Taliban. Nogmaals: arme Francis. Ik durf haar niet te vragen wat zij heeft kunnen doen.
Want het probleem is nogal reëel. Weliswaar gold Hyderabad altijd al als de hoofdstad van het Muskietenrijk, maar dit jaar is hun aantal en macht wel bijzonder. Het is nu rond vier uur in de middag en voortdurend zwermen die beesten om me heen. En niet om kennis te maken neem ik aan. De afgelopen nacht heb ik al een aantal van hun soortgenoten ontmoet. En zij mij. Mopper niet op mij; ik had alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen genomen. Me ingespoten met dat gele spul met DEET. En zo’n chemisch laten branden in het stopcontact. De hele nacht de plafondventilator laten zwiepen. Het zal wel geholpen hebben, maar niet veel. Ik werd verschillende keren wakker van de beten. Krabben hielp niet. De ammoniak van de anti-muggenstift van het Kruidvat enigszins. Maar op deze manier raak ik in no time door mijn ammoniak heen. En dan is Leiden echt in last.
Waar komen die beesten nou vandaan? Uit het water natuurlijk. De vele vroeg-late regens de laatste tijd hebben de voorraadtanks weliswaar goed gevuld maar nog meer poelen en plassen van stilstaand water veroorzaakt. En daar zijn die beesten gek op. Ze paren dat het een lieve lust is en er worden veel, heel veel kindertjes geboren. En die jonge, nieuwsgierige beesten zwermen uit om lekker vers bloed te drinken. Men moet toch leven nietwaar? Dat de eigenaar van al dat bloed dat niet prettig vindt en er allerlei enge ziekten kunnen worden overgebracht, dat zal ze een zorg zijn. Daar denken ze niet over na. Denken die beesten überhaupt? Geen idee; wie kan me daarover inlichten? Bestrijding van muggen is dus een kwestie van goed watermanagement. Wij Nederlanders zijn daar goed in. Kunnen jullie de Prins van Ons eens deze kant uitsturen? Francis wil graag met hem praten.
Verder, goede dierbaren, gaat alles goed. Vandaag was voor het eerst de buurtwinkel open. Die is van een coöperatie van het personeel van de nabij gelegen Nationale Politieacademie en was de afgelopen dagen dicht vanwege de rouwperiode als gevolg van de dood van de al dan niet geliefde Minister-president. Gelukkig kon ik eindelijk mijn tandpasta, waspoeder en vruchtensap (die overigens uit Nepal komt) aanschaffen. Dat scheelt. Maar de andere zaken, zoals een SIM-kaart die hier werkt, zijn nog niet geregeld. Om een of andere duistere reden zijn alle mensen die dingen voor me zouden doen, met vakantie. Maar ik wacht wel; het komt goed.

Kommer en kwel deel 1.

Na aankomst in Hyderabad was er vooral belangstelling voor de “swine flu”, zoals de Mexicaanse griep hier aangeduid wordt. Aan boord hadden we al een inlichtingenbriefje moeten invullen en dat moest afgegeven worden aan een hele batterij witgejaste mensen met groene latex handschoentjes aan en mondkapjes voor. Na een korte ondervraging kreeg je een apparaat tegen de slaap gedrukt. Ik vermoed dat daarmee werd gemeten of je koorts had of niet. Dat bleek bij mij niet het geval te zijn dus ik werd toegelaten. Of dat allemaal nodig is? Ik denk van niet maar ik ga er niet over. Buiten de aankomsthal verwachtte ik mijn chauffeur Taj (uit te spreken als Taatch)aan te treffen. Hij had mij een keurige email gestuurd met de belofte mij af te halen. Maar nergens een Taj te bekennen. Ook niet zijn broer die wel eens voor hem invalt. Een taxi gehuurd en samen met mijn student en diens afhalers richting Hyderabad, naar het Henri Martin Institute, waar ik de maand september zou verblijven. Ook dat was per email afgesproken en keurig bevestigd door de verantwoordelijke personen. Maar bij de hoofdpoort aangekomen bleek deze te zijn gesloten. Luid getoeterd maar geen enkele reactie. De nachtwaker zal wel geslapen hebben. Niks lekker bedje dus. Goede raad bleek niet duur te zijn. Want mijn student nodigde me uit om door te rijden naar zijn studentenkamer om daar het restant van de nacht door te brengen. Dus weer op weg door de verlaten straten van de stad. Het bleek de laatste dag van het vierdaagse Ghanesh-festival te zijn. U weet wel, de dag waarop al die bontgeschilderde Ganeshen groot en klein in het water worden gekieperd onder luid gejuich van alle omstanders. Om vervolgens de dag daarna weer uit het water gehaald te worden en afgevoerd naar de gemeentelijke vuilstort. Als ze die al hebben hier. Over de achtergronden van dit merkwaardige en vermakelijke gebeuren heb ik vorig jaar al eens bericht. Van harte ter lezing aanbevolen. Ook dit jaar viel het Ganesh-festival in de Ramadan. In het verleden gaf dat wel eens aanleiding tot stevige gevechten tussen de onderscheiden groepen gelovigen, de Moslims en de Hindoes. Maar het was tot nu toe rustig gebleven,zei men. In de kale studentenkamer aangekomen werd mij het bed ter beschikking gesteld. De student vleide zich ernaast op de grond neer. Geslapen tot de middag. Toen kwam Taj mij ophalen. Waar hij was die vroege morgen? Wel, hij had me op een andere dag verwacht,zei hij. Hoe men zich toch vergissen kan. En zo wrongen we ons langs de feestvierende menigten en de alom aanwezige politie en (para)militairen naar het HMI. Onderweg vertelde Taj mij over de volgende ramp die ons getroffen had. Daarover in het derde en laatste deel van dit werk in mineur.

De premier was verongelukt. Zijn helicopter was in slecht weer neergestort. Pas na een lange dag zoeken werd het wrak gevonden. Gevechtsvliegtuigen van de luchtmacht hadde de restanten ontdekt op een begroeide heuveltop midden in een natuurreservaat vol van beren en tijgers. De MP was volgens de kranten een geliefd man. Het bericht van zijn dood had 42 anderen het leven gekost. Mensen die een hartaanval kregen toen zij het verschrikkelijke nieuws hoorden en anderen die uit louter smart zlfmoord pleegden. Opvallend overigens dat die kranjten dat zo snel en zo nauwkeurig wisten. Hij was dus een geliefd man. Vooralo bij de boeren die hij gratis stroom had bezorgd. Zei men. En dat terwijl hij een Reddy was, bewhorend tot de kaste van de grootgronbezitters. Hoe het ook zij, er werd een periode van zeven dagen nationasle rouw afgekondigd en iedereen had een vrije dag. En zo is er de hele week hier dus niets uitgevoerd. Eerst die vier dagen van het festival en toen die dode MP. De Moslims doen het tijdens de Ramadan ook wat kalmer aan, dus er zal die arbeidsproductiviteit hier niet zoveel terechtgekomen zijn. Hoewel: er wordt hier overal gebouwd. Als je na negen maanden weer terug komt, is de hele omgeving veranderd. Overal hoor het het klop-klop van de hamers en overal verschijnen grote hopen bouwafval. Want dat blijft gewoon liggen hier. Ook bij het HMI grote veranderingen. Veel ervaren stafleden zijn vertrokken of gaan binnenkort weg. Ook de hostel-warder, zeg maar de bewaakster, is weg. Waarschijnlijk de reden waarom men mijn komst vergeten was. Maar voor de rest is het hier easy-going. Er zijn niet zoveel studenten, een stuk of veertien. De meesten uit India zelf en uit Afrika. Nog geen Europeaan gezien, maar dat kan nog komen. Ik hoor overigens klachten uit Nederland dat het daar zo koud en winderig zou zijn. Wel, dat is het hier ook. De regens zijn erg laat dit jaar en wat er nu valt, had al maanden geleden moeten komen. Met een beetje pech gaan de vroege regens vanzelf over de late regens van oktober en blijft het koel. Ach, beter zo dan dat gloeiend hete. De muskieten genieten ook erg van dit weer. Gisteravond hebben ze zich massaal op mij gestort. Ik was te laat met het smeren van anti-muggenspul en dat heb ik moeteen bezuren. Het zal me niet weer gebeuren. Zo, dit is dan het slot van deze trilogie vol met treurnis. Wat de nabije toekomst voor mij in petto heeft, weet ik nog niet. Iedereen die me daarover iets kan vertellen, komt pas maandag weer op het werk. Maar ongetwijfeld zullen mijn volgende berichten veel vrolijker en lichter zijn. Beloofd!

Tuesday 26 May 2009

Het einde van het vroegste Christendom?

Het einde van het vroegste christendom?
Er trekt een Irakese Aartsbisschop door ons land. Niet als toerist, hoewel er hier veel te genieten valt. Nee, hij vertelt een ieder die het horen wil over de hachelijke situatie waarin zijn mensen, de Irakese Christenen, verkeren. Er is nog steeds veel geweld in Irak en de grote Islamitische groeperingen daar staan elkaar van tijd tot tijd naar het leven. En waar de groten vechten, krijgen de kleinen de klappen. Zij kunnen zich immers niet verdedigen. Daarom worden hun kerken in brand gestoken, hun leiders vermoord en hun geloofsgenoten vernederd. Wie is in staat deze vernietiging een halt toe te roepen? De Irakese regering tot nu toe niet. Misschien wij wel. Als we kunnen opkomen voor de Tibetanen, dan toch ook voor de Irakese Christenen? Vandaar de voortdurende smeekbede van deze bisschop.
De gebeurtenissen in Irak staat niet op zichzelf. In de Gaza-strook is er sprake van een regelrechte Christenvervolging. Kerken en huizen worden platgebrand; mensen bedreigd en in elkaar geslagen. In de rest van de Palestijnse gebieden is de situatie al niet veel beter. In Libanon is het getal en de invloed van de Christenen aan het afnemen. Het land verkeert alweer langere tijd in een diepe politieke crisis en een nieuwe burgeroorlog dreigt. In Jordanië is de laatste tien jaar de Christelijke gemeenschap gehalveerd. Zeer velen vertrokken naar het Westen. En wie achterbleven raakten gemarginaliseerd. De Christenen in Iran worden getolereerd, maar alleen als tweederangs burgers. Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Als er niet spoedig wat gebeurt, zullen de oudste Christelijke kerken vrijwel verdwijnen.
Wat kunnen de oorzaken van deze teloorgang zijn? Als we wat meer weten over die oorzaken, kunnen we misschien wat gerichter werken aan een oplossing. Over die oorzaken zijn de meningen verdeeld. Sommigen menen dat het Arabisch-Israëlische conflict de schuldige is. Israel wordt immers politiek en militair door het overwegend Christelijke Westen ondersteund. En veel Christenen zijn ook om godsdienstige redenen een voorstander van de Joodse staat. Het christendom krijgt dus de schuld en Christenen, van welke nationaliteit of herkomst dan ook, zijn daarom niet te vertrouwen. Anderen zien het breder en wijzen op de “botsing der culturen” die momenteel wereldwijd aan de gang zou zijn. In die mondiale strijd tussen het Westen en de Islam worden de kleine groepen Christenen in het Midden Oosten snel als eerste het slachtoffer. Zij zijn immers dichtbij en dus gemakkelijk aan te pakken.
Hoe het ook zij, zelf meen ik dat er wellicht een meer belangrijke reden is. Dat is het Islamitische Reveil, dat in de eerste helft van de vorige eeuw in Pakistan en Egypte opkwam en zich sindsdien heeft verspreid. De Islam zag zich geplaatst voor de uitdagingen, de bedreigingen van het Westen en bezon zich op een antwoord. En zoals zo vaak bestond die uit een herbronning, terug naar de wortels. Terug naar de zuivere Islam zoals die in hun beginperiode werd nagestreefd. Deze gedachten kregen vele volgelingen. Van de Moslimbroeders in Egypte tot de Islamitische revolutie in Iran en tot het El Kaida van nu. De geboorte van deze bewegingen gingen -en gaan- met veel geweld gepaard. Net zoals dat vroeger met het christendom het geval was. Denk maar eens aan de talrijke bloedige godsdienstoorlogen die in het kielzog van de Reformatie Europa teisterden. Niet dat de religieuze aspecten daarvan altijd van belang waren, maar ze werden door op macht en grondgebied beluste heersers en ander politici maar al te vaak opgeklopt om zodoende hun strijd te rechtvaardigen en het volk op hun hand te krijgen. Hetzelfde zie je gebeuren in het Midden Oosten. De Christenen van Irak passen niet in de verdeel-en-heers politiek van de huidige Irakese regering. De positie van de Christenen in de Libanon wordt ondermijnd door de Libanees-Syrische tegenstellingen. En de Hamas in de Gaza-strook heeft zondebokken nodig om zijn achterban tevreden te houden.
Maar wat is eraan te doen? Op welke wijze kunnen de Christenen van het Midden Oosten overleven? Ongetwijfeld vermag de kracht van het gebed veel. En soms helpt politieke druk ook een beetje. Maar ik ben bang dat hun ellende zal voortduren totdat de Moslim een nieuw evenwichtsniveau gevonden heeft. En dat zal nog wel even duren.
Piet Kruizinga.

Brood en rozen.

Brood, maar ook rozen.

Europa staat weer eens op zijn kop. Alom wordt gesproken van een crisis. Want de Ieren hebben het Verdrag van Lissabon weggestemd. Terwijl dat Verdrag juist zo goed voor ons was. Want eindelijk zou het democratisch gekozen Europees Parlement wat te zeggen gaan krijgen. Ten koste van de nationale parlementen, dat wel. En ook overigens zou het Verdrag een vooruitgang zijn. Een verdere stap van het zo succesvolle project Europa. Vandaar dat in Ierland alle politieke partijen de kiezers hadden geadviseerd om voor te stemmen. Maar de eigenwijze Ieren luisterden niet en het Verdrag van Lissabon gaat niet door.
De Europese politieke leiders zijn radeloos. Wat ging er fout? Waren de voordelen van het nieuwe Verdrag niet goed uitgelegd? Hebben onderbuikgevoelens de boventoon gevoerd? Waren de Ieren gek geworden? Want toen Ierland lid werd van de Europese Gemeenschap van toen, was het een straatarm land. Veel werkloosheid, drankmisbruik en gokzucht. Een land van aardappelziekte, turf en whiskey. Vele Ieren verlieten hun deprimerende vaderland en het inwonertal daalde. Nu, na tientallen miljarden Euro’s subsidie vanuit de Europese Unie, is Ierland een van de rijkste landen ter wereld. Economie en cultuur bloeien in de eens zo mistroostige steden. Velen keren terug en het inwonertal stijgt weer. Ierland heeft als geen ander land geprofiteerd van de zegeningen van het verenigde Europa. Zoals ook andere destijds arme landen als Portugal en Griekenland dankzij het project Europa groeien en bloeien. En zoals landen als Polen en Roemenie in de toekomst zullen profiteren van de Europese welvaartmachine.
Want het succes van Europa wordt toch vooral economisch geduid. Europa is in de eerste plaats nog steeds een Economische Gemeenschap. Er is sprake van een vrij verkeer van personen en goederen om toch vooral de economie te stimuleren. De kroon op het werk is de Europese munteenheid, de Euro. Een munt die wellicht de dollar als internationale standaard zal gaan opvolgen. Geen wonder dat degenen die het verenigde Europa aanprijzen bij voortduring wijzen op de materiele voordelen ervan. Voordelen die vooral de Ieren aan den lijve hebben ervaren. En toch zeiden de Ieren neen tegen de volgende stap en is er sprake van een crisis. Wat nu?
De kracht van Europa is tegelijkertijd haar zwakte. Door het economische succes van het verenigde Europa zijn andere, minstens zo belangrijke aspecten van het leven, niet tot hun recht gekomen. Brussel houdt zich vooral met de markt bezig en veel minder met cultuur en identiteit. Het meeste geld gaat naar de materiele kant van de samenleving. Het immateriële komt er maar bekaaid af. De horizonten wijken en verdwijnen uit het gezicht. Beslissingen worden steeds verder weg genomen. Rationeel allemaal goed te rechtvaardigen. Is het niet immers verstandig om gemeenschappelijke problemen ook gemeenschappelijk op te lossen? Maar ondertussen komt de mens steeds meer alleen te staan en verdwijnt de menselijke maat. En dus komt die mens in opstand. Fransen en Nederlanders stemmen tegen de Grondwet, de Denen willen de Euro niet en de Ieren weigeren in te stemmen met het Verdrag van Lissabon. Maar de politici en de bestuurders zitten nog steeds gevangen in de gouden kooien van het vooruitgangsdenken. Zij regeren met het verstand en het hoofd en zijn stom verbaasd als er ook hart en emotie blijken te bestaan. Alleen aan de randen van het politieke spectrum, bij leiders als Marijnissen en Wilders, is er wel oog voor deze situatie. De uitersten vinden elkaar weer eens bij hun gezamenlijk gejuich over de Ierse afwijzing. Zo’n combinatie geeft te denken. En dat is nodig ook. Want het verenigde Europa is een te groot goed om afgedankt te worden. Want welvaart is een groot goed en de van bloed doordrenkte bodem van dit kleine werelddeel blijft roepen om vrede. Maar we weten uit een oud boek dat de mens niet van brood alleen leeft. En een wat jonger lied vraagt om brood, maar ook om rozen. Zolang de technocraten uit Brussel en uit al die andere hoofdsteden, dat niet doorhebben, blijft het sukkelen met Europa. En daar is niemand mee gebaat. Ook de Ieren niet.
Hoe nu verder met het Verdrag van Lissabon? Wat denkt U van de volgende enigszins Belgisch aandoende oplossing: Ierland trekt zich op een onschadelijk moment, bijvoorbeeld komende eerste kerstdag om half vier in de nacht terug uit de Europese Unie. Vervolgens nemen de overgebleven landen allemaal het Verdrag aan en daarna wordt Ierland met terugwerkende kracht tot die kerstnacht weer lid van de Unie. Probleem opgelost. Op naar de volgende crisis.

Piet Kruizinga.

Geweld en Godsdienst?

Gewelddadige godsdiensten?
De laatste tijd hoor je nogal eens op de radio een reclameboodschap van het Humanistisch Verbond. Dat Verbond vraagt om steun want “het geluid van religies klinkt steeds harder”. De bedoeling van het Humanistisch Verbond is duidelijk: ze wil leden werven. En dat schijnt ook nodig te zijn, want deze vereniging lijdt een zieltogend bestaan en kan best wat fris en nieuw bloed gebruiken. Van mij mag het. Het Verbond is een keurige organisatie die veel goed doet. Alleen al door de aan haar gelieerde organisatie voor ontwikkelingssamenwerking, HIVOS. Nee, ik gun het Verbond veel enthousiaste leden. Daar gaat het niet om. Mijn kriebel begint bij het horen van hun bewering over de hardheid van de geluiden van religies. Wat bedoelen ze hiermee? Misschien hebben ze het over het vinnige debat over de Islam in de Nederlandse samenleving. Of wellicht over het feit dat de Christen Unie nu in de regering zit en het debat over ethische kwesties wat meer in het openbaar gevoerd wordt. Scheert het Verbond alle religies over een kam? Waar ook ter wereld? Hoe zit dat eigenlijk?
Over de hardheid van religies is al veel nagedacht en opgeschreven. De standpunten lopen zeer uiteen. Een van de meest gehoorde theorieën is, dat het vooral de monotheïstische religies zijn, die hard en autoritair zijn en snel tot het gebruik van geweld tegen andersdenkenden overgaan. Deze godsdiensten kennen immers een absolute godheid, die in het totale beeld de bovenste plaats in de hiërarchie inneemt. Een andere godheid is per definitie daaraan ondergeschikt. Anders gezegd: de eigen godsdienst is superieur aan alle andere en de eigen godheid is beter en machtiger dan alle andere die als vals en onecht worden gezien. In de Bijbel worden die andere goden afgoden genoemd. Afgoden, die bestreden en vernietigd moeten worden. En zo kon het gebeuren dat de christenen onder het uiten van de strijdkreet “God wil het” ten strijde trokken tegen de Moslims die zich met de leuze “God is groot” verdedigden. Zo hebben religieuze fanatici van deze godsdiensten elkaar bestreden, gelegitimeerd door de grootheid van hun respectieve goden en vervuld van de opdracht om afgoden en hun aanhangers te vernietigen. Zou de theorie dat de monotheïstische godsdiensten het meest autoritair en gewelddadig zijn dus kloppen? Je zou het haast denken. Maar hoe zit het dan met die andere wereldgodsdiensten? Zijn het Hindoeïsme en het Boeddhisme zo vredig van aard? Deze godsdiensten kennen als zodanig geen absolute alleenheerser. In het Boeddhisme speelt het begrip godheid nauwelijks een rol en het Hindoeïsme kent een veelvoud van goden, hoewel gezegd wordt dat al die verschillende goden facetten vormen van een centrale godheid. Zouden de volgelingen van deze twee grote godsdiensten minder hard, autoritair en gewelddadig zijn dan Christenen, Moslims en Joden? De wereld van vandaag rondkijkend leert al snel dat dit niet het geval is. Boeddhistische landen als Birma, Vietnam en Japan zijn niet vredelievender dan Spanje, Marokko en Israel. De afgelopen week zijn de slachtoffers van de Japanners in de Tweede Wereldoorlog herdacht. De wreedheden in de gevangenkampen werden begaan door boeddhisten. Voordat de zelfmoordpiloten zich met hun vliegtuigen op de Amerikaanse oorlogsschepen stortten, was er een afscheidsdienst onder leiding van een boeddhistische priester. En de verschrikkingen van de Vietnam-oorlog en het regime van Pol Pot in Cambodja staan de meesten van ons nog vers voor ogen. En het Hindoeïsme? Van tijd tot tijd steekt in het grootste hindoeïstische land India religieus geweld de kop op. Fanatieke en fundamentalistische hindoes verzamelen zich en steken kerken en moskeeën in brand en vermoorden moslims en christenen. Op het tweede gezicht lijkt dus de theorie dat de monotheïstische godsdiensten gewelddadiger zouden zijn dan andere geen stand te houden. En hoe zit het dan met de niet-gelovigen, waar het Humanistisch Verbond voor staat? Niet veel beter. Hitler had zich uitdrukkelijk van het christendom en andere godsdiensten afgewend. Stalin, hoewel oud-priesterstudent, vertegenwoordigde een atheïstisch bewind. En zo zijn er meer recente voorbeelden.
Nee, het Humanistisch Verbond kan beter een andere wervingsslogan verzinnen. Want het zich beter achten van anderen is geen specifieke eigenschap van een of meer specifieke godsdiensten. Het zijn de gelovigen zelf, die het doen. Het kwaad in de mens maakt gebruik van de eigen en andermans godsdienst om zich te rechtvaardigen. Ook als dat als zodanig niet beleefd wordt. De strijd tegen hardheid en geweld kan dan ook alleen maar gevoerd worden tussen mensen onderling. Dat mensen zich daarbij geïnspireerd weten door hun godsdienst is mooi meegenomen, maar niet noodzakelijk.
Piet Kruizinga.

Healthcamp.

Voor veel mensen is India toch vooral een land van de grote steden. Het land van New Delhi, Mumbai, Kolkotta, Chenai, Hyderabad en Bangalore. Het is waar, er zijn veel grote steden in India met vaak meer dan vijf miljoen inwoners. Maar je zou het haast niet denken, India is in de eerste plaats een plattelands-land. Het merendeel van de bevolking woont nog steeds op het platteland. Enkele honderduizenden dorpen op dat onmoemlijk grote platteland. Vaak niet groter dan een paar duizend inwoners. En anders dan de nieuwsberichten en de films doen geloven, speelt het leven van de meeste Indiers zich af in een van die vele, vele kleine dorpen. Men zegt wel eens, dat het ware hart van India daar klopt.Op een dag gingen we naar een van die dorpen. Een hele karevaan van een stuk of drie, vier auto's. We reden in zuidelijke richting, naar de grens met Tamil Nadu. Daar zouden we een "General Health Camp" houden. Een soort medische check-up, maar dan voor iedereen. De dag was in het betreffende dorp al lang van te voren aangekondigd; ook analfabeten zouden er van vernomen moeten hebben. Met medische team bestond uit enkele verpleegkundigen, een arts en wat ondersteunend personeel. En ik mocht mee. We passeerden enkele keren de kronkelende grens tussen Andrah Pradesh en Tamil Nadu en na een uurtje rijden waren we er. Van veraf waren de spandoeken waarop de medische dag werden aangekondigd in kleurige, kronkelende letters al te zien. Ik ging met de arts mee. Hij was een al wat oudere grote en statige man met een Brahmaans voorkomen. Praten deed hij nauwelijks. Alleen zijn ogen waren voortdurend bezig en soms vertrok er een spier in zijn gezicht. De spreekkamer was zonder enige twijfel de grootste ruimte van het dorp. Een bureau met stoelen aan de ene kant en verder een lange ruimte, die bij ons binnenkomen al gevuld was met enkele tientallen mensen, vooral vrouwen in hun kleurigste sari's. --------------------

Schepping.

De scheppingsleer als laatste verdediging.
Dit jaar is het Darwin-jaar en dat hebben we geweten ook. De grondlegger van de evolutietheorie heeft postuum diepe sporen in de Nederlandse samenleving achtergelaten. We herinneren ons nog heel goed dat Andries Knevel, een EO-coryfee en ankerman, in het openbaar uit zijn kast kwam en toegaf deze evolutietheorie aan te hangen. De bekentenis veroorzaakte een schokgolf binnen de EO. Een organisatie die als een der laatste nog pal stond voor de scheppingsleer, overeenkomstig de beginwoorden van de Bijbel. De schok zette zich binnen de EO verder. Kon Knevel nog wel als presentator van EO-programma’s optreden? Een verrader van de goede zaak? Of had hij misschien een ietsepietsje gelijk? Kortom, stof voor reuring en discussie. Een ons bekend ochtendblad wijdde er enkele beschouwingen aan.
Waarom is die discussie over het wel of niet kloppen van de evolutietheorie zo belangrijk? We weten al enkele jaren dat vooral in de Verenigde Staten de discussie tussen aanhangers van de evolutietheorie en die van de scheppingsleer, de zogenoemde creationisten, fel woedt. Maar sinds Darwins herdenking en Knevels bekentenis lijkt het gevecht ook naar ons lage land te zijn overgeslagen. Wat zou daarvan de reden zijn? Ik meen dat er op zijn minst een tweetal overwegingen gelden. Eerst natuurlijk wat men “de aard van het Schriftgezag” noemt. Is datgene wat in de Bijbel staat, letterlijk waar? Deze letterlijke waarheid is een der uitgangspunten van de groep christenen die zichzelf met “fundamentalisten”aanduidt. Elke relativering van het Schriftwoord is daarbij een aantasting van Gods onfeilbaar woord en daarom van God zelf. Maar daarbij blijft het niet. De ontkenning van de scheppingsleer gaat nog veel verder. Als de natuur zich los van Gods gezag en ingrijpen heeft ontwikkeld, wat is dan nog Gods plaats in de geschiedenis? Niet die van de Schepper in ieder geval en zeker niet als de hoogste Macht. Door sommigen is een soort compromis gevonden. Zij spreken over een Intelligent Ontwerp. Een schepping die zijn weg kiest maar dan wel onder toezicht en gezag van een Hogere Macht, die God genoemd wordt. Maar deze constructie, die overigens niet erg Bijbelgetrouw is, roept vragen op. De grote kerkvader Augustinus formuleerde in de discussie met andersdenkenden een aantal Godsbewijzen. Een ervan was dat er wel een God moest bestaan, omdat de schepping ergens vandaan moest komen. Die Eerste Beweger noemde hij God. En hiermee zijn we bij de kern van de discussie: de evolutieleer stelt het bestaan van God-zelf ter discussie. Daarom woedt deze strijd zo fel. Ook al heeft men moeten toezien dat de letterlijkheid van een aantal Bijbelverhalen niet meer houdbaar is, dan nog blijft het primaat van God over onze geschiedenis van kracht. Totdat Darwin opduikt en beweert dat het allemaal heel anders gegaan is en dat daarbij geen spoor van God te ontdekken valt. Voor vele fundamentalistische christenen is het verdedigen van de scheppingsleer dan ook een soort laatste gevecht vanuit een laatste verdedigingslinie. Valt ook deze stelling, dan is het eind zoek en staan alle gewaande zekerheden op losse schroeven. De EO kan zijn borst natmaken.
Een van de aardige dingen van zo’n herdenkingsjaar is dat er allerlei watjes en weetjes bekend worden. Zoals een onderzoek dat een paar jaar geleden in een groot aantal landen gehouden is naar de mate van aanhang van evolutietheorie en scheppingsleer. Interessant, want zou daarbij een verband kunnen worden gelegd tussen de verschillende godsdiensten en richtingen binnen het christendom? De cijfers laten zien dat de evolutietheorie in de Scandinavische landen de meeste aanhang heeft, zo’n 80-90 %. Geen wonder zou je denken, want hoewel deze landen in naam protestant zijn, behoren ze tot de meest geseculariseerde gebieden. De geest van de Verlichting die de godsdienst geen ruimt geeft in wereldse zaken als de wetenschap, heeft hier voluit geblazen. Maar ook in typisch Rooms-katholieke landen als Ierland, Polen en Italië scoort de evolutietheorie hoog: tegen de 80 %. Nou kun je tegenwerpen dat katholieken nooit zoveel waarde hebben toegekend aan de letterlijke tekst van de Bijbel, maar toch. Het Vaticaan staat immers nog pal achter de scheppingsleer, hoewel ik laatst ook een uitspraak van een hoge Katholiek las, die luidde dat er geen tegenstelling was tussen de evolutietheorie en het bestaan van God. Benieuwd naar zijn argumentatie. Opvallend is het relatief geringe aantal Darwin-aanhangers in oosters-orthodoxe landen als Griekenland en Cyprus: nog geen 50 %. Maar de echte loochenaars zitten in de Verenigde Staten en Turkije met resp. 40 en 25 %. De cijfers lijken te roepen: Fundamentalisten aller landen verenigt U. Nog is alles niet verloren; er is hoop. Amerikanen en Moslims komen U te hulp. Tekent zich een nieuw monsterverbond af? En zou de EO en de fundamentalisten daarmee geholpen zijn?
Piet Kruizinga.

Darwin en de schepping.

De scheppingsleer als laatste verdediging.
Dit jaar is het Darwin-jaar en dat hebben we geweten ook. De grondlegger van de evolutietheorie heeft postuum diepe sporen in de Nederlandse samenleving achtergelaten. We herinneren ons nog heel goed dat Andries Knevel, een EO-coryfee en ankerman, in het openbaar uit zijn kast kwam en toegaf deze evolutietheorie aan te hangen. De bekentenis veroorzaakte een schokgolf binnen de EO. Een organisatie die als een der laatste nog pal stond voor de scheppingsleer, overeenkomstig de beginwoorden van de Bijbel. De schok zette zich binnen de EO verder. Kon Knevel nog wel als presentator van EO-programma’s optreden? Een verrader van de goede zaak? Of had hij misschien een ietsepietsje gelijk? Kortom, stof voor reuring en discussie. Een ons bekend ochtendblad wijdde er enkele beschouwingen aan.
Waarom is die discussie over het wel of niet kloppen van de evolutietheorie zo belangrijk? We weten al enkele jaren dat vooral in de Verenigde Staten de discussie tussen aanhangers van de evolutietheorie en die van de scheppingsleer, de zogenoemde creationisten, fel woedt. Maar sinds Darwins herdenking en Knevels bekentenis lijkt het gevecht ook naar ons lage land te zijn overgeslagen. Wat zou daarvan de reden zijn? Ik meen dat er op zijn minst een tweetal overwegingen gelden. Eerst natuurlijk wat men “de aard van het Schriftgezag” noemt. Is datgene wat in de Bijbel staat, letterlijk waar? Deze letterlijke waarheid is een der uitgangspunten van de groep christenen die zichzelf met “fundamentalisten”aanduidt. Elke relativering van het Schriftwoord is daarbij een aantasting van Gods onfeilbaar woord en daarom van God zelf. Maar daarbij blijft het niet. De ontkenning van de scheppingsleer gaat nog veel verder. Als de natuur zich los van Gods gezag en ingrijpen heeft ontwikkeld, wat is dan nog Gods plaats in de geschiedenis? Niet die van de Schepper in ieder geval en zeker niet als de hoogste Macht. Door sommigen is een soort compromis gevonden. Zij spreken over een Intelligent Ontwerp. Een schepping die zijn weg kiest maar dan wel onder toezicht en gezag van een Hogere Macht, die God genoemd wordt. Maar deze constructie, die overigens niet erg Bijbelgetrouw is, roept vragen op. De grote kerkvader Augustinus formuleerde in de discussie met andersdenkenden een aantal Godsbewijzen. Een ervan was dat er wel een God moest bestaan, omdat de schepping ergens vandaan moest komen. Die Eerste Beweger noemde hij God. En hiermee zijn we bij de kern van de discussie: de evolutieleer stelt het bestaan van God-zelf ter discussie. Daarom woedt deze strijd zo fel. Ook al heeft men moeten toezien dat de letterlijkheid van een aantal Bijbelverhalen niet meer houdbaar is, dan nog blijft het primaat van God over onze geschiedenis van kracht. Totdat Darwin opduikt en beweert dat het allemaal heel anders gegaan is en dat daarbij geen spoor van God te ontdekken valt. Voor vele fundamentalistische christenen is het verdedigen van de scheppingsleer dan ook een soort laatste gevecht vanuit een laatste verdedigingslinie. Valt ook deze stelling, dan is het eind zoek en staan alle gewaande zekerheden op losse schroeven. De EO kan zijn borst natmaken.
Een van de aardige dingen van zo’n herdenkingsjaar is dat er allerlei watjes en weetjes bekend worden. Zoals een onderzoek dat een paar jaar geleden in een groot aantal landen gehouden is naar de mate van aanhang van evolutietheorie en scheppingsleer. Interessant, want zou daarbij een verband kunnen worden gelegd tussen de verschillende godsdiensten en richtingen binnen het christendom? De cijfers laten zien dat de evolutietheorie in de Scandinavische landen de meeste aanhang heeft, zo’n 80-90 %. Geen wonder zou je denken, want hoewel deze landen in naam protestant zijn, behoren ze tot de meest geseculariseerde gebieden. De geest van de Verlichting die de godsdienst geen ruimt geeft in wereldse zaken als de wetenschap, heeft hier voluit geblazen. Maar ook in typisch Rooms-katholieke landen als Ierland, Polen en Italië scoort de evolutietheorie hoog: tegen de 80 %. Nou kun je tegenwerpen dat katholieken nooit zoveel waarde hebben toegekend aan de letterlijke tekst van de Bijbel, maar toch. Het Vaticaan staat immers nog pal achter de scheppingsleer, hoewel ik laatst ook een uitspraak van een hoge Katholiek las, die luidde dat er geen tegenstelling was tussen de evolutietheorie en het bestaan van God. Benieuwd naar zijn argumentatie. Opvallend is het relatief geringe aantal Darwin-aanhangers in oosters-orthodoxe landen als Griekenland en Cyprus: nog geen 50 %. Maar de echte loochenaars zitten in de Verenigde Staten en Turkije met resp. 40 en 25 %. De cijfers lijken te roepen: Fundamentalisten aller landen verenigt U. Nog is alles niet verloren; er is hoop. Amerikanen en Moslims komen U te hulp. Tekent zich een nieuw monsterverbond af? En zou de EO en de fundamentalisten daarmee geholpen zijn?
Piet Kruizinga.

Where do you come from?

Op een van de eerste dagen na mijn terugkomst in Hyderabad ging ik naar de stad. Met de bus natuurlijk. Want die is weliswaar zeer rammelend maar ook erg goedkoop en je kunt er nog eens een praatje maken. Gezellig. Als je binnenkomt kijken de mensen je aan alsof je van Mars komt. Maar al gauw overwint de eerste zijn schuchterheid en vraagt: "Where do you come from"? En de conversatie kan beginnen. Zo in het begin kijk je natuurlijk ook of er veel veranderd is in de stad. En ja hoor, al snel ontdekte ik aan mijn rechterkant iets nieuws. Waar vorig jaar nog een lange grijze muur een stuk onbebouwd land aan het zicht had onttrokken was nu een zee van grijze en blauwe hutjes te zien. Kennelijk hadden velen uit de omliggende dorpen en heuvels op zoek naar werk en welvaart zich op dat stukje braakliggende land gevestigd. Weer een paar dagen later las ik in de krant dat de Communistische Partij van India (de Marxistische wel te verstaan. Want er zijn in India meer Communistische partijen, soms ondergronds. Het bestuur van die CPI-M heet trouwens nog steeds Politbureau. Echt waar; je blijf lachen. Maar dit allemaal terzijde.) afdeling Hyderabad, zich het lot van de bewoners van het tentenkamp, dat hier een Shandytown heet, had aangetrokken en een demonstratie voor het stadhuis had gehouden om goede huisvesting voor die mensen te eisen. Niet onredelijk lijkt me. Toen herinnerde ik me dat ik kort daarvoor een aantal vrachtwagens vol mensen had gezien die al roepend en zwaaiend met rode-hamer-en-sikkel-vlaggen door de stad reden vergezeld van vele ta-toe-ende politieauto's.En toen ik daarna weer eens het tentenkamp voorbij reed zag ik dat vele bouwsels nu getooid waren met zo'n rood vlaggetje met de omgekeerde hamer-en-sikkel. (Weet die Bos van jullie, die zich vooral bezighoudt met het opkopen van banken, hier trouwens wel van af?)Ik liep terug van de verkeersweg over het zandpad langs een onbebouwde akker naar het HMI-gebouw. Naast het hek vlak bij de verkeersweg zat de wachtsman van het HMI. Waarom daar en niet zoals gewoonlijk bij het hek naast het gebouw? Een paar dagen bleef ik met die vraag zitten maar toen vroeg ik het aan de concierge van het hostel, die ik in gedachten steeds de bewaakster noem. Wel, zei de dame, heb je dat tentenkamp gezien op die gekraakte grond langs de weg? Natuurlijk, antwoordde ik, een ik weet ook van de pogingen van de CPI-M om ze aan goede woonruimte te helpen. Maar wat heeft dat te maken met de plaats waar de wachtsman van het HMI zit? Wel, zei ze, je weet dat er tussen het HMI en de verkeersweg ook een stuk onbebouwd land ligt. Dat is in eigendom van een heel rijke man met vele bezittingen. En die wacht net zolang totdat hij voor dat stuk grond een goede prijs kan krijgen. En om te voorkomen dat dat land ook gekraakt wordt, zit onze man nu direkt aan de weg. Dan kan hij alarm slaan zodra andere landlozen willen binnenkomen en ze wellicht met de hulp van de politie nog tegenhouden.Een afdoende verklaring, lijkt mij. Het geeft ook zo'n troep, al die hutten voor de deur. Al die lawaaiige kinderen; al dat afval. Bovendien is het geen gezicht. Maar soms vraag ik me wel eens af ....

Nieuwe Christenvervolgingen?

Zo'n 1600 jaar geleden vonden er in het immense Romeinse Rijk grote christen-vervolgingen plaats. Vooral keizer Diocletianus, die de oostgrens van het Rijk zo succesvol tegen de Perzen verdedigde, was daarvoor verantwoordelijk. Het motief achter deze vervogingen was, dat de christenen maar lastige burgers waren die een soort vijfde colonne binnen het Imperium vormden. Zij weigerden immers om de Keizer als Godheid te erkennen. Vooral bestuurders en officieren die christen waren geworden moesten het ontgelden. Hun loyaliteit aan de God-Keizer als allerhoogste baas moest immers voorop staan.En als ze niet bereid waren dat te bevestigen, restte maar een straf: de doodstraf. Weg met die loochenaars van de al-oude Romeinse tradidies. Rome voor de Romeinen! We zijn nu eeuwen verder, maar soms lijkt er niets te zijn veranderd. In Orissa en enkele andere zuid-oostelijke deelstaten van India worden christenen vervolgd omdat ze de aloude Indiase tradities hebben afgezworen en christen zijn geworden. En volgens zeer velen mag dat niet: Hindoestan (India) voor de Hindoes. Weg met die verraders! Hun hutten worden verbrand, hun kerkgebouwen verwoest. Velen van hen worden gedood en verkracht. Alleen als ze bereid hun nieuwe geloof af te zweren, mogen ze terugkomen naar hun dorpen. Als Hindoe, anders niet.Hoe komt dat nou, deze plotseling oplaaiende gewelddadigheden? Wel, het gebeurt niet plotseling en het zat er al een hele tijd aan te komen. India kent al enkele tientallen jaren een sterke Hindoe-nationalistiche beweging. Ontstaan ten tijde van het Duitse en Italiaanse fascime en begiftigd met de aan hen ontleende ideeen over "Blut und Boden". De belangrijkste vertegenwoordiger van deze Hindutva-beweging is momenteel de BJP-partij en enkele regionale, nog radicalere organisaties. De BJP zat rond de eeuwwisseling in de regering en moet verantwoordelijk worden gesteld voor enkele bloedige uitbarstingen van religieus geweld tussen Moslims en Hindoes, vooral in Gutjarat en andere Noordelijke gebieden. Met als gevolg duizenden doden en een langdurige ontwrichting van de samenleving. Maar nu zit die BJP al weer enige tijd in de oppositie. Een oppositie die weinig heeft opgeleverd en de Hindutva zijn daardoor uit het centrum van de belangstelling geraakt. Tijd om daar wat aan te doen. Opnieuw de Moslims aanpakken, is niet zo verstandig. Die hebben zich inmiddels beter georganiseerd en laten zich niet meer zo snel opjutten. Pak dan die andere minderheidsgroep met een geloof dat ook on-Indiaas is: de christenen. Zij zijn klein in aantal, leven verspreid en vooral de jonge, evangelische kerken hebben geen overkoepelende structuren. Bovendien bestaan hun leden vooal uit kastelozen en stamleden, die al ueberhaupt niets te vertellen hebben. Geef andere straatarme kastelozen een beloning van duizend Roepees als ze de christenen verjagen en hun hutten in brand steken en het karwei is gauw geklaard. Het is snel en gemaakkelijk verdiend geld, dus de volgende dag staan ze weer klaar voor dezelfde job elders. Hun opdrachtgever stelt gratis vervoer ter beschikking. En zo gaat het door, nu al weken lang. Politie en leger staan praktisch machteloos. Het Indiase platteland is gigantisch groot. De wegen zijn slecht en gemakkelijk te blokkeren door een paar gekapte bomen. De mensen in de dorpen en in de stamgebieden beschikken nauwekijks over moderne communicatiemiddelen als GSM's. Wapens hebben ze ook niet, behalve een paar zelfgemaakte geweren, bamboesperen en pijl en boog. Als er wat gebeurt is, komt de politie bijna altijd te laat.Waarom nu deze aanvallen? Waarom niet verleden jaar of volgend jaar? Omdat ze deel uitmaken van een zorgvuldig getimede campagne. In 2010 zijn de volgende reguliere verkiezingen voor het Indiase Parlement. Om niet te laat te zijn, moet je nu beginnen. Het land wordt geteisterd door voortdurende bomaanslagen, gepleegd in de regel door Moslim-radicalen. (Nog een reden om nu de Moslims niet aan te pakken: door die bommemleggers doen ze dat zichzelf al.) De regering is kennelijk niet bij machte om daaraan een halt toe te roepen en de kritiek op het falende beleid groeit. Bovendien heeft deze regering de laatste tijd wel andere dingen aan het hoofd. Het gesprek van de dag is de nucleaire overeenkomst met de VS. De in India sterke linkse partijen vinden dat maar niets, zo'n verdrag met die imperialistische kapitalisten. En dus groeit de kritiek vanuit links. En als het centrum onder zware kritiek van zowel rechts als links komt te staan, wordt men waar ook ter wereld enigszins nerveus. Dus zinspeelde de Voorzitter van de Congresspartij al op vervroegde verkiezingen, om het succes van de "N-deal" te verzilveren en links en rechts de wind uit de zeilen te nemen. En de christenen in Orissa? Het is regentijd en hun vluchtelingenkampen is een grote modderpoel. Wanneer kunnen ze terug en wie zal hun verwoestte onderkomens weer opbouwen?Zij zijn vooral de slachtoffers van het grote spel in Delhi.Ook wat dit betreft herhaalt de geschiedenis zich maar al te vaak.--------------------

Met de trein in India.

Wel, op pad dus naar dat vermaledijde reserveringskantoor. Het was inmiddels een uur of drie geworden, het heetst van de dag. Het zweet liep me tappelings van het gezicht. Maar niet geklaagd, ik was immers op de goede weg? En, inderdaad, achter de ATM (Automatic Teller Machine (in het Nederlands een Flappentap) was een gebouw met de naam Reservation Office. Ik ging naar binnen. Het was druk; kennelijk wilden veel Indiers op reis. Het eerste loket na binnenkomst beloofde mij het noodzakelijke formulier te verschaffen. Maar het loket was onbemand en het bakje met blanco formulieren leeg. Wat nu? Ik begon door de hal te dwalen op zoek naar zo'n formulier. Eindelijk vond ik er een op de grond. Een beetje besmeurd, maar dat gaf niks. Terug naar het eerste loket. Inmiddels hadden ze (wie?) het bakje weer gevuld en kon ik een ongerept formulier pakken. Maar verdorie, ik had vergeten een pen mee te nemen. Geen nood, er is altijd een Indier in de buurt met zo'n ballpen in zijn borstzak die bereid is om dat ding even uit te lenen. Zo goed als kwaad het formulier ingevuld. Maar dan naar het volgende loket. Er waren er zo'n dertigtal. Voor politiemensen, voor het leger, voor artsen, voor jounalisten en ga zo maar door. Uiteindelijk besloot ik om te kiezen voor het loket van de chronisch zieken, de buitenlandse toeristen en de senioren. Dat heb ik geweten! Er zijn kennelijk heel veel chronisch zieken in India, allemaal willen ze op reis met een rose briefje van de dokter. Bijna een uur stond ik in de rij, luisterend naar de ongetwijfeld vermakele, maar voor mij volstrekt onbegrijpelijke discussies tussen de overstresste heer achter het loket en de applicanten voor het venster. Het ging er soms heet aan toe. Geen idee dus, waarom. Toen viel de stroom uit. Oh neee, dacht ik, die computers doen het niet meer. Dat viel mee. Alleeen de ventilatoren hielden ermee op. Het werd dus nog wat warmer zou je kunnen zeggen. Doorweekt van mijn eigen zweet was ik al dus dat kon er nog wel bij. Toen was ik aan de beurt. Met een orgiastich gevoel gaf ik het aanvraagformulier en mijn paspoort aan de hartwerkende beambte. Het zou er eindelijk van komen. Nou nee, nog niet. Want op tal van plaatsen had ik het formulier verkeerd ingevuld. Ook had ik mijn telefooonnummer niet aangegeven. Maar ik heb toch geen telefoonnummer in India? De man keek me even wantrouwend aan. Een mens zonder telefoonnummer? Nou ja, vooruit dan maar. Maar wat betreft mijn voorrangspositie? Was ik een VIP, een senior of een buitenlandse toerist? Alle drie zei ik, maar de man begreep mij niet. Omstanders schoten mij te hulp. Ze vertelden mij wat ik moest doen en na nogal wat gekrabbel was het formulier eindelijk goed in de ogen van de spoorbeambte. De machine ratelde. Mijn kaartje! Zevenenzestig Roepies! Jaaahhh! Direct Hit! Score! Wow! Mijn munitie-van-geduld was bijna op toen ik een fiets-rickshaw chauffeur riep om terug te gaan naar de vriendelijke paters van Don Bosco. Niet dat hij wist waar ik naar toe moest, maar dat probleem kende ik al. Een half uurtje later was ik thuis. De chauffeur wilde meer geld. Geen wonder als je een overgelukkige Europeaan op je fiets hebt gehad. En ik? Ik was in alle wolken en gaf de man een tientje extra. Het was een feestdag. Ja toch? In mijn kontzak dat kostbare document. Een treinkaartje voor de vroege zaterdagmorgen. Here we come!Mission accompliced.

De crisis en de schande.

De crisis en de schande.
De opening van de “Nieuwe Rotterdamsche Courant” van 10 mei 1940. Het zal niemand toen ver baast hebben. “Duitsche aanval op Nederland” kopte de krant op de voorpagina. Verder lezende gaf de achterkant van deze toen al kwaliteitskrant een geheel ander beeld. Op bladzijde vier werden er te Rotterdam scherfvrije schuilkasten aan geboden. Voor tuin of kelder. Korte levertijd.
Ik las deze artikelen toen er een uitnodiging bij mij op de deurmat viel. Of ik me in de loop van de volgende maand wilde inschrijven voor een programma over “Hoopvolle perspectief op de crisis. Onderliggende waarden winnen.” In een voormalig klooster in het Zuiden des Lands. Van tien tot zeven uur. Deelnemers betalen slechts een bedrag van 180 Euro.
We zitten in een crisis. Begonnen, althans hier in Europa, in de herfst van het vorig jaar als een creditcrisis. Een probleem van banken, hun leningen en hun schulden. Allengs verworden tot een wereldwijde economische crisis. De handel, altijd afhankelijk van over en weer vertrouwen kwam bijna tot stilstand. Bedrijven hielden op met investeren en particulieren hielden hun geld in beurs en geldkous. Zo is het begonnen vorig jaar en zo is het nog steeds.
En dan duiken de berichten op. Dat de crisis is gekomen om onszelf scherp te maken. Dat deze crisis ook voordelen heeft. Dat we nu gedwongen worden na te denken over wat we hebben. Dat het materiële gedoe nu toch echt achter ons.
Het aardige ook nog is dat dit soort opvattingen het erg goed doen ten tijde van de afgelopen tijd voor Pasen, de lijdenstijd. Een tijd waarin sommige of wellicht vele christenen het een beetje kalmer doen en minder snoep en vlees eten. Een dergelijk streven is erg aaibaar. Het helpt de beoefenaar. En misschien is er een voorbeeldwerking. De derde wereld zal er waarschijnlijk te profiteren. Zo verschijnen in vele artikelen en kranten artikelen over dit punt. De ellende, de boete en de dankbaarheid.
Wat een onzin. Een paar dagen voordat de Duitse bommenwerpers de binnenstad volstrooiden adverteerde een eveneens Rotterdams bedrijf voor scherfvrije schuilkasten. Vele al dan niet christelijke organisaties proberen nu hun slaatje te slaan uit de hedendaagse ellende. Het is iets van alle tijden en eeuwen. Ik moet zeggen dat ik hier tamelijk boos over wordt. De oorzaken van de huidige crisis zijn tamelijk bekend. Een gevolg van ons systeem van kapitalisme. Het geld –ons geld en dat van anderen- moest zonodig vloeien waar dan ook ter wereld. En we hadden toch die schakeling van “stakeholders” naar “sharetakers”? Uiteindelijk heeft het niet geholpen en zitten we nu met de problemen.
En dan komen die zalvende moraliserende mensen en bedrijven. Zij vertellen ons dat de crisis eigenlijk goed is. Dat het een zegen is en wij ervoor dankbaar zouden moeten zijn. De crisis als zegen. Weten jullie wel lijkenpikkers wat deze crisis betekent in het leven van gewone mensen? Mensen hier in de Flevopolder en in Oostgroningen? In de Yuppenkastelen van Amsterdam-Centrum? Weten jullie zalvende ethische westers-wijsneuzen , dat vele miljoenen chinezen ontslagen zijn en terug moeten naar hun geboortedorpen? Dat zovelen zovelen miljoenen op het oneindige platteland van het India weer minder te besteden hebben vanwege de wereldwijde daling van de voedselprijzen? De crisis die begonnen in de bankwereld, kost hen hun brood. Overal en altijd.
Ik heb het nog niet eens gehad over deze crisis in onze Nederlanden. De schattingen van de komende werkloosheid lopen van vijf tot acht procenten. Bent U wel eens langere tijd werkloos geweest? Bent U toen vervolgens in de bijstand terecht gekomen? Hoe ging dat?
Hebt U wel eens in Uw leven de crisis als een geschenk gezien? Van God of van diens al dan niet onderdanen?
Alsjeblieft, hou op met dat ethisch gezever. Kennissen van mij hebben een groot deel van hun pensioenvoorziening verloren zien gaan als gevolgen van die crisis. Vele andere vrienden hebben het in China en India veel moeilijker gekregen. Een crisis is iets slechts; niet iets van God of wat dies meer zij. Laten we toch ons verstand gebruiken. Dat ons leert dat wij vrij en onafhankelijk zijn. Wij kunnen keuzes maken. Wij zijn lener en uitlener; handelaar en fabrikant. Dat systeem brengt ons verder. De smering daarvoor is het vertrouwen. Vertrouwen in elkaar. Dat we het samen beter kunnen maken.
Het slechtste wat we zouden kunnen doen en denken is het goed praten van de crisis en haar gevolgen. Dan haal je de Duivel binnen. Willen we dat?
Piet Kruizinga.

Nederlandse identiteit.

Nederlandse identiteit op het ijs?
Nog niet zo lang geleden vertelde de Kroonprinses dat er geen specifieke Nederlandse identiteit zou bestaan. Volgens velen een terechte uitspraak. Volgens vele anderen was “dat wel een bietje dom, ja”. En het debat begon. Dat debat kreeg de afgelopen weken een onverwachte wending. De vorst viel in; er ontstond een dikke laag ijs en Nederland ging massaal op de schaats. En de commentatoren wisten het al snel. Daar op dat ijs was de Nederlandse identiteit te vinden. Daar herleefde het collectieve volksgevoel. Het schaatsen als de ultieme overwinning op onze erfvijand: het water. Gereserveerd als ik ben op dit punt bond ik tamelijk laat de schaatsen onder. Eigenlijk meer als metgezel van een paar kleinkinderen dan als schaatser. Op naar de ijsbaan. Het werd een gedenkwaardige middag. Laat ik het eerst over mezelf hebben. Het kostte me enige moeite om met schaatsen aan de baan op te klunen. Maar gelukkig geen enkel probleem. Blozende dames van een jaar of veertig staken me hun bereidwillige handen toe. En zo werd ik hand aan hand de baan opgeleid. De rest van de middag besteedde ik aan het bekijken van het publiek en het meimeren daarover. Het eerste was me opviel was de ontspannen sfeer. Er viel geen onvertogen woord. Het was, wat je zou kunnen noemen, gezellig. Ziet de Nederlandse identiteit er zo uit? Niets te klagen dan. En dan de schaatsenrijders. Er waren er die nonchalant met de schaatsbeschermers op de rug en een donkerblauw mutsje over de schedel als Sven Kramer de baan kruisten. Meestal mannen in de veertig. Beleefden zij nog eenmaal hun jeugd? Gemakkelijk overstappend en mild glimlachend ontweken zij de talrijke kinderen die al krabbelend hun pad kruisten. Wat deden zij op de ijsbaan? Er waren toch voldoende toertochten uitgezet langs berijpte rietpluimen en dode ijsvogels? Nou ja, de baan zal wel dichtbij zijn geweest en gelegenheid te bieden aan talrijke goedgemutste dames. Maar verreweg de meeste rijders waren kinderen tot achttien jaar. Op allerhande soorten schaatsen. Van de ouwe Friese doorlopers, ongetwijfeld van opa geleend, tot die moderne speelgoed hockeyschaatsen. Waren ze aan het schaatsen? Welnee. Ze krabbelden wat. Soms achter een kleuterstoel om het te leren. Net als ik vijftig jaar geleden. Achter een stoel over de veenkoloniale vaarten. Maar het mooist vond ik de paartjes, hand in hand over het ijs glijdend. Nee, dat had niets te maken met een heropbloeiende verliefdheid. Maar meer met een poging om elkaar te behoeden voor een plotselinge val. Kan het beter en mooier? Op de achtergrond schalde de muziek uit de luidsprekers. Zonder uitzondering Hollandse smartlappen, waarvan ik het bestaan niet vermoed had. Niemand die het trouwens leek te horen. Eigenlijk was er maar een dissonant: de baanveger die op zijn gemotoriseerde bezem luidkeels elke mogelijke sta-in-de-weg luidkeels tot de orde riep. Bijna alles prettig en positief dus. Maar was hier daarom de Nederlandse identiteit die Prinses Maxima niet zag? Ik zag weinig gekleurde gezichten. Een paar, van kennelijk Surinaamse en Molukse afkomst. Maar feitelijk was het een blanke bedoening. Is de Nederlandse identiteit voornamelijk blozend, krabbelend en vooral blank?
Elk voordeel heb zijn nadeel, sprak een van de grootste Nederlandse sporters onlangs. Waarom was ik met die kleinkinderen op de ijsbaan? Omdat hun moeder kort tevoren met spoed was weggeroepen naar de eerste-hulp-afdeling van het regionale ziekenhuis. Het aantal pols- en andere breuken rees de pan uit. Al het beschikbare en deskundige personeel moest zich melden. Alarmfase rood. Alles heb zijn nadeel. De daarop volgende dag hebben vele van de dappere schaatsers zich ziek moeten melden. Gevallen door eigen of andermans onhandigheid. Kennelijk mag onze identiteit wel wat kosten. Veel pijn, maar ook veel geld.
Terug van mijn bezoek aan de ijsbaan vroeg ik me af of daar nu de sleutel lag voor het antwoord op onze vragen naar onze identiteit. Aan de ene kant onderging ik het bad van de gezelligheid; de wederzijdse verstandhouding en hulp. De gezelligheid, dat niet te vertalen woord. Kennelijk doet ijs dat met ons Nederlanders. Waarom zouden bijna alle buitenlandse kampioenen met zoveel heimwee spreken over de sfeer in het Heerenveense stadion? Aan de andere kant: als dit inderdaad iets is van onze identiteit; wie zijn dan de anderen die zonder schaatsen apart staan en wegblijven? Horen zij er niet bij? Een laatste vraag. Of ik inderdaad geschaatst heb die middag. Wel, laat ik het zo zeggen, ik heb het geprobeerd. Mijn bijdrage aan de al dan niet aanwezige identiteit. Bescheiden, maar toch.
Piet Kruizinga.

Dader of ook slachtoffer?

Dader of (ook) slachtoffer?
Ik heb de TV-uitzending niet gezien, maar ik heb begrepen dat er veel gedoe is ontstaan rond de vraag of er nu ook voor Karst T. een kaarsje had moeten branden. Karst T. , het zal U niet ontgaan zijn, was de man die op Koninginnedag in Apeldoorn een aanslag wilde plegen op het Koninklijk Huis en daarbij een aantal omstanders doodde en verwondde en zelf ook bezweek. Voor de slachtoffers werd er een herdenkingsdienst gehouden waarbij kaarsjes werden gebrand. Maar niet voor de dader. Had dat wel gemoeten? Was de dader immers ook niet een soort slachtoffer? De discussie begon.
In de synagoge van Zwolle hangt een bord met daarop de namen van de in 1940-1945 omgekomen leden van de plaatselijke joodse gemeente met vermelding van de plaats waar ze werden vermoord. Bijna altijd een vernietigingskamp. Maar van een echtpaar wordt vermeld dat ze in een naburig dorp zijn gestorven. Dardoor nieuwsgierig geworden zocht ik verder en vond in een aanwezig register dat de twee waren gedood door het verzet. Waarom? Ik zocht verder en stuitte op een vreselijk verhaal. Het echtpaar was ondergedoken bij een gezin in de buurt van Zwolle en hun kinderen even verderop in een naburig dorp. De ouders verlangden naar hun kinderen en andersom. Het verlangen was zo groot, dat de ouders hun onderduikadres verschillende malen verlieten om hun kinderen op te zoeken. Meermalen waren zij gewaarschuwd door het verzet om dat niet meer te doen. Zij brachten immers door hun handelwijze zichzelf en anderen in groot doodsgevaar. Maar de ouderliefde was zo groot dat te telkens toch gingen. Het verzet zag geen enkele andere mogelijkheid dan de beide ouders om te brengen en hun lichamen heimelijk en schielijk te begraven. Hoe de schutter van destijds zich voelde bij zijn daad, vermeldt het verhaal niet. Was de man die de trekker overhaalde niet alleen dader, maar ook slachtoffer? En was het joodse echtpaar ook niet een beetje dader?
Enkele maanden geleden was groot in het nieuws het verhaal van een Drentse verzetsman die meegeholpen had een onderduiker, van wie men dacht dat hij aan de verkeerde kant stond, te doden en te begraven. Nu, 65 jaar later, herinnerde hij zich vaag de plek waar het lijk was begraven. Na enig zoeken werden de stoffelijke resten inderdaad gevonden. De oud-verzetsman voelde zich nog steeds bezwaard door de gebeurtenissen van toen. Was er juist gehandeld?
Een aantal jaren geleden bezocht ik in Leipzig een wat ouder echtpaar. De vrouw was van oorsprong Nederlandse en als meisje in de tweede wereldoorlog verliefd geworden op een duitse soldaat. Bij de bevrijding was ze als moffenmeid kaalgeschoren. Nadat haar geliefde uit krijgsgevangenschap teruggekomen was, trouwde ze met hem en verhuisden ze naar de toenmalige DDR. Anders dan degenen die haar destijds knipten, voelde zij zich nog steeds slachtoffer.
Wie zijn de daders en wie de slachtoffers? Is de dader vaak ook niet een slachtoffer en omgekeerd? Of mag je die twee niet door elkaar halen of met elkaar vergelijken? En is ook niet de positie van degene die zich deze vraag stelt van groot belang? Vaak hoor je de klacht dat in ons strafrecht de positie van de dader veel meer aandacht krijgt dan die van het slachtoffer. Rond de jaarlijkse nationale dodenherdenking op 4 mei krijgen de slachtoffers terecht veel aandacht. Maar wie zijn die slachtoffers? Horen daar de talloze Duitse dienstplichtigen die in Nederland hun leven lieten in de strijd tegen onze bevrijders ook bij? De meesten van hen hadden die oorlog niet gewild en waren gedwongen huis en haard te verlaten om in een voor hen vreemd land te sterven. Pas de laatste jaren is hier meer aandacht voor gekomen. Tot genoegen van de een en tot verdriet van de ander. Want lopen we niet het gevaar om daders en slachtoffers niet meer serieus te nemen als we hun posities en rollen vermengen? En waar zijn de grenzen? Is het denkbeeldig dat eens op een lijst van slachtoffers van het nationaalsocialisme de naam van ene A. Hitler, Leider te Berlijn, zal prijken? Of maak ik nu een cynische grap over iets dat geheel ondenkbaar is?
Terug naar de aanleiding, de herdenkingsdienst te Apeldoorn en de daar aangestoken kaarsen. Wat zou ik gedaan hebben? Als geboortig Calvinist ben ik niet opgegroeid met het branden van kaarsen voor overledenen. Toch brandt ik geregeld een kaars. Maar niet zozeer ter gedachtenis aan de dode maar meer ter bemoediging van de overlevenden. Ik zou die extra kaars dus hebben aangestoken. Alleen al ten behoeve van zijn ouders.
Piet Kruizinga.