Monday 14 September 2009

De ongedachte reis van een kapotte camera.

In Nederland en wellicht in het hele Westen leven we in een consumptiemaatschappij. Als er iets stuk is,gooien we het weg en kopen een nieuwe. In India gaat het er (soms) anders toe. Dat blijkt maar eens weer uit het volgende verhaal. Tijdens mijn verblijf hier vorig had ik een kleine digitale camera gekocht voor omgerekend zo’n € 60. Het ding, een Nikon, was in de aanbieding in een grote winkel in het centrum van de stad. Het cameraatje gebruikte ik zowel in India als in Nederland tot volle tevredenheid. Maar plotseling hield-ie ermee op. Ik had geen idee waarom. Een Oostfries zou zeggen “Machinist kaputt”, maar ik schudde het apparaat een paar keer, legde het in de zon te drogen en verwisselde veelvuldig de batterijen. Maar het toestel bleef zwijgen als het graf. Nu was er twee jaar garantie op het fototoestel en per slot van rekening is Nikon een goed merk. Dus ik naar de Nikon-dealer in Zeewolde. Of de camera onder de bestaande garantie gerepareerd kon worden. De dienstdoende verkoper keek mij enigszins medelijdend aan. Nee, meneer, dat kan niet. Waarom dan niet, garantie is toch garantie? Ja, zei de vertegenwoordiger van Nikon in Zeewolde, dat is wel zo, maar Indiase garantie geldt niet in Europa. Maar waarom dan niet, al die dingen komen toch uit dezelfde Chinese fabriek? Ja, dat wist de verkoper ook niet. Beleid van de Europese importeurs. Niets aan te doen. Ik moest maar teruggaan naar de plek waar ik het toestel had gekocht en daar kon hij misschien onder de garantie gerepareerd worden. Als-ie tenminste te repareren was. Maar dat is helemaal in India, protesteerde ik. Ja meneer, zei de niet erg meelevende verkoper en ging wendde zich tot iemand anders. Maar kan er niet iemand even kijken wat er aan de hand was, vroeg ik uiteindelijk vertwijfeld. De verkoper keek even vluchtig naar het ding en zei: meneer, dat is het apparaat niet waard en wendde zich definitief naar de andere klant, warmee waarschijnlijk meer eer te behalen was. Afin, ik dus een paar degen geleden per bus en autorickshaw naar de winkel waar ik het ding gekocht had. Na enig zoeken vond ik de wel erg bescheiden servicebalie. Aldaar aan de dienstdoende bediende het probleem uitgelegd. Hij luisterde aandachtig naar me en zei tenslotte: U moet niet bij ons zijn, maar bij de Nikon-dealer. Maar ik heb hem hier gekocht, protesteerde ik. Jawel, zei de verkoper, Maar de garantie is van Nikon en niet van ons. U moet ergens anders in de stad zijn. Bij de gedachte aan het opnieuw uren moeten worstelen door het verkeer, begon ik lichtelijk kriegelig te worden en zei nogmaals: mij best, maar ik heb ding hier gekocht dus het is jullie probleem en niet het mijne. Ach, zei de verkoper, die dealer is hier niet ver vandaan, ik loop wel even met U mee. Dus wij met zijn tweeën op pad. En, inderdaad, na een minuut of vijf lopenzagen we een groot bord “NIKON”. We kwamen in een airconditioned kantoor met veel gekleurde platen, een gezette en besnorde baas en een opgetutte dame die met rood gelakte nagels de telefoon bediende en ondertussen mooi probeerde te zijn. Een doorsnee Indiaas kantoor dus. Of ik mijn camera hier kon laten repareren vroeg ik aarzelend. Dat kan, zei de besnorde heer. Echt waar, vroeg ik verbaasd. Jazeker, zei de Nikon-man. En we begonnen, zoals te doen gebruikelijk in India, enkele formulieren in te vullen. Toen dat karwei geklaard was zei de man tegen me: komt U morgen maar na twee uur langs. Wat, vroeg ik, is-ie dan al klaar? Waarschijnlijk wel, zei de baas. Maar ik geloofde het niet en bij het vooruitzicht me weer twee keer voor niets door dat vreselijke verkeer te moeten worstelen, zei ik dat ik wel bellen zou. Dat was ook goed en dus belde ik de volgende dag. Na enig heen en weer gedoe kreeg ik de besnorde Nikon-man aan de lijn. Was ik mister Kroetsing? Ja, dat was ik. Wel, de camera was gerepareerd en ik kon hem komen ophalen. Ik kon mijn oren niet geloven. Echt waar? Echt waar, zei de mij inmiddels sympathieke man. Dan kom ik hem begin volgende week ophalen zei ik blij en verheugd. Dat was goed. En dus ging ik vanmiddag naar de binnenstad om de gerepareerde camera in ontvangst te nemen. En jawel hoor,de besnorde heer demonstreerde door een foto van mij te nemen dat het apparaat weer werkte. En wat was het probleem, vroeg ik nog steeds enigszins ongelovig. Het contact tussen de batterijen en het inwendige van de camera was niet goed, zei de Nikon-baas. Dus een mechanisch probleem en geen elektronisch? Zo is het, knikte men. Vervolgens moest ik nog een paar handtekeningen zettenen klaar was Kees. Met de werkende camera ging ik -uiteraard zonder te betalen, want het was immers garantie- blijmoedig op weg naar huis. Wat een verschil met Nederland. Daar keken ze niet eens naar een goedkope digitale camera die het niet meer deed. Want alleen dat kijken al kostte meer dan het hele ding waard is. Weggooien dat kapotte ding en een nieuwe kopen. Maar in India zei men tegen mij: als we die dingen kunnen fabriceren, kunnen we ze ook repareren. Zo is het maar net. Nu heb ik ook nog een kapotte Nintendo van een kleindochter liggen. In Nederland was dat ding niet te repareren. Te moeilijk; te duur. Maar ik ben al aan het zoeken en heb inmiddels een adres in Secundarabad waar men het computertje misschien kan repareren. Ik zal ervoor zorgen dat het speeltje daar op een of andere manier terecht komt en dan maar afwachten. Ik ben inmiddels optimistisch geworden….

Komt een man in de hel…..

Komt een man in de hel. Hij komt in de Britse afdeling terecht en vraagt naar de dagelijkse gang van zaken. Wel, krijgt hij te horen, eerst wordt je een uur op de elektrische stoel gezet. Vervolgens een uur op een spijkerbed en dan komt de duivel van dienst en die slaat je de hele dag in elkaar. Zo gaat dat, elke dag opnieuw. De man moet er niets van hebben en loopt naar de Duitse afdeling. Wat doen ze hier, vraagt hij. Wel, eerst een uurtje op de elektrische stoel, dan even lang op een spijkerbed en de rest van de dag wordt je door de duivel geslagen. Ook niets, denkt de man en loopt verder. Bij de Nederlandse afdeling aangekomen vraagt hij ook naar de dagelijkse routine. Opnieuw krijgt hij te horen: eerst de elektrische stoel, dan het spijkerbed en tenslotte het pak slaag. Gaat dat overal zo, vraagt de man. Ja, krijgt hij te horen, dat is hier de normale gang van zaken. Vertwijfeld loopt de man door. Wat moet hij doen? Dan ziet hij voor de Indiase afdeling een hele rij mensen wachten om binnengelaten te worden. Wat heb ik nou, vraagt de man aan de wachtenden. Is hier dan geen elektrische stoel, geen spijkerbed en geen slaag? O zeker wel, krijgt hij te horen. Maar waarom willen jullie dan allemaal zo graag naar de Indiase hel, vraagt de man verwonderd. Wel, krijgt hij ten antwoord, door slecht onderhoud doet de elektrische stoel het niet meer, de spijkers zijn gestolen en de duivel is een oud-ambtenaar die bij binnenkomst het aanwezigheidsregister tekent en dan voor de rest van de dag naar de kantine verdwijnt.Zo, ik hoop dat jullie de eerste glimlach al te pakken hebben. Dan nu de tweede. Toen ik over de varkensgriep schreef, heb ik wellicht de indruk gewekt dat in deze staat Andhra Pradesh al honderden mensen aan deze ziekte bezweken zouden zijn. Dat is gelukkig (nog) niet het geval. Er is sprake van enkele honderden ziektegevallen. Het aantal doden als gevolg van deze swine-flu staat sinds gisteren op dertien. Persoonlijk heb ik overigens enige twijfel bij deze cijfers. Bij de gevallen die in de kranten worden vermeld gaat het uitsluitend om jonge mensen van 20 – 30 jaar, die de ziekte krijgen en dan binnen een paar dagen sterven. Maar dit ziektebeeld is geheel anders dan in de rest van de wereld, waar het heel vaak gaat om mensen die al ernstig ziek zijn en waarbij de varkensgriep dan het laatste zetje geeft.Dan het derde goede bericht vandaag. De gemeenteraad van de tweelingstad Hyderabad-Secunderabad heeft besloten om de bestrijding van de muskieten tot prioriteit nummer een te verheffen. Vele extra mensen en gifspuiten zullen worden ingezet. Zo meldt de Deccan Chronicle van vandaag, 15 september 2009. De dag waarop jullie met de Troonrede om de oren worden geslagen. Welk een daadkrachtig bestuur hebben wij toch! Wat die muskieten betreft nog het volgende. Sommigen van jullie hebben zich misschien zorgen gemaakt over de mogelijke gevolgen van die muggensteken op mijn lichaam. Voor hen is er goed nieuws. Mijn aanpak werkt. Het is de oude vertrouwde Amerikaanse aanpak: kill, kill en overkill. Zet de ventilator op de hoogste stand, spuit kwistig met het spul uit de gele flacon, verzadig de atmosfeer met antispul en de beesten blijven weg. Houwen zo.

Sunday 13 September 2009

De cirkel van de angst.

In het vliegtuig op weg naar India moest ik een extra formulier invullen. Of ik in contact geweest was met iemand die aan de “swine flu” leed. Zo wordt hier de Mexicaanse griep aangeduid. Men spreekt overigens ook wel enigszins dikdoenerig over H1N1: een ziekte als een formule. Ook werd gevraagd of ik koorts had. En voorzichtigheidshalve werd ook nog geïnformeerd naar mijn stoelnummer en mijn adres hier in India. Je kunt immers niet weten.
Direct na aankomst op het vliegveld en net na de paspoortcontrole werd ik opgewacht door een hele ploeg witjassen met mondkapjes voor en groene handschoenen aan. Ze namen de ingevulde formulieren in ontvangst, legden ze op een stapel en drukten een merkwaardig uitziend apparaatje tegen mijn slaap. Waarschijnlijk om mijn temperatuur op te nemen. Gelukkig voor hen en voor mij was die normaal en kon ik mijn reis voortzetten. De griep houdt de autoriteiten hier in Zuid-India nogal bezig. Dagelijks wordt in de kranten de score bijgehouden. Vandaag, 9-9-09, stond die op 226 doden als gevolg van de swine-flu. Dagelijks komen daar enkele bij. Voor een staat met 75 miljoen inwoners nog niet zoveel dacht ik. Er zijn veel andere ziektes die veel meer slachtoffers eisen en met veel geringere middelen effectief bestreden kunnen worden. Maar mijn grote verbazing en geringe verontwaardiging over de drukte hier in India verzonk in het niets na een lang telefoongesprek met een bevriende relatie uit een stadje in Noorden des Vaderlands. In de plaatselijke kerk van deze stad, bevolkt door in de regel zeer nuchtere burgers, was de afgelopen zondag het Avondmaal gehouden. Maar deze keer niet op de gebruikelijke en vertrouwde manier. In plaats van het drinken uit een en dezelfde beker, een prachtig symbool van onderlinge verbondenheid, moest er een soort chipje ter grootte van een stuiver in de met wijn gevulde beker gestoken worden. Een soort hostie, zeg maar. Dat doordrenkte dingetje werd dan opgegeten waarna de volgende aan de beurt was. Op die manier kon er wat wijn worden geconsumeerd zonder uit de beker te drinken. Van te voren was deze procedure mondeling toegelicht, maar toch ging het een paar keer fout. Uit gewoonte werd toch een uit de beker gedronken of de juiste volgorde werd niet gehanteerd. Zo gebeurde het dat een wat ouder gemeentelid uit routine toch uit de beker dronk. Onrust golfde door de wachtende rij. Er werd fluisterend geroepen om een nieuwe beker. Een schichtige diakenen schoot naar de tafel om een nieuwe beker met onbezoedelde wijn te halen om het ritueel te kunnen voortzetten. En de schuldige liep verder met neergeslagen ogen. Vol zelfverwijt zich afvragend welk onheil was aangericht. Mijn zegsvrouwe vertelde te hebben genoten van deze en andere gebeurtenissen. Je hoeft tegenwoordig niet eens meer naar een cabaretvoorstelling te gaan om toch te kunnen lachen. En dat nog wel tijdens het Heilig Avondmaal in een degelijke (ex-) Gereformeerde Kerk. Maar genieten of niet, bij enig doordenken is het toch eigenlijk diep treurig. Want waarom al die toestanden? Het bestuur van de splinternieuwe PKN had geschreven dat de Mexicaanse griep volgens deskundigen (ze zullen wel niet die Osterhaus bedoeld hebben) niet gevaarlijker was dan de normale, jaarlijks terugkerende gewone griep, maar dat toch sommigen bang zouden kunnen zijn voor besmetting. En dat zij dan uit angst weg zouden blijven van deelname aan het Avondmaal. In plaats van deze merkwaardige en onreglementaire vorm van Avondmaalsmijding te bestraffen met excommunicatie, vond dat bestuur dat er daarom allerlei voorzorgsmaatregelen moesten worden genomen. Het is te gek voor woorden. Eerst wordt er gezegd dat de ziekte weinig voorstelt. Vervolgens wordt opgemerkt dat sommigen denken dat die ziekte wel wat voorstelt. En dus wordt maar net gedaan of de ziekte inderdaad wat voorstelt. En zo is de cirkel van de angst weer rond. Dat is ons zelfs in de tijd dat de toen dodelijke ziekte HIV-Aids om zich heen greep niet overkomen. Toen bleven we nuchter, wetende dat die besmetting op een heel andere manier plaatsvindt. Maar nu, terwijl we wel ouder maar kennelijk niet wijzer geworden zijn , slaat de paniek om ons heen. En betalen we het loon van de angst en maken we een karikatuur van onszelf. Ach, waar zijn toch die VOC-tijden gebleven, zou men onze Minister-president kunnen nazeggen. India en Nederland hebben tenminste iets gemeen: hun redeloze angst voor het nieuwste spook. Wat zou het mooi zijn als de PKN en haar leden ook op andere manieren even solidair zouden zijn met de Indiase bevolking. Want die sterft nog steeds in grote getale aan veel gemakkelijker te bestrijden ziekten dan aan welke griep dan ook.

Rijst of, opnieuw, gierst.

Het moge dan zo zijn dat wij zuchten onder de gevolgen van een financiële en een economische crisis, in India doen ze daar nog een flinke schep bovenop. Ze hebben daar ook nog eens te maken met een landbouw- en een boerencrisis. En anders dan de onze waarvan het einde al in zicht schijnt te zijn, lijken deze Indiase crises vooralsnog onoplosbaar. Want wie keert de uitdroging van de landbouwgronden als gevolg van intensieve rijstbouw en klimaatverandering? Wie geeft de ontelbare boeren en landarbeiders een redelijk inkomen? Toch zijn er tekenen van hoop. Hier het verhaal van die crises en de pogingen van een kleine organisatie in Andhra Pradesh om deze het hoofd te bieden.
Het is niet meer dan een wolkje ter grootte van een mans hand. Maar toch. Voor het eerst sinds vele jaren is de Indiase rijstoogst deels mislukt. De oorzaak is de droogte van de afgelopen zomer. In ongeveer de helft van dit immense land is er te weinig regen gevallen en verdorde de rijst. De Indiase regering schat dat de rijstproductie dit jaar ongeveer 20% lager zal uitvallen dan die van vorig jaar. En dat terwijl er zoveel meer monden te voeden zijn.
Op zich hoeft er nog niets aan de hand te zijn. Er zijn grote reservevoorraden aan rijst en graan die door de centrale regering kunnen worden gedirigeerd naar de plaatsen en streken waar er te weinig eten is. Maar de regering maakt zich toch zorgen. Tot voor kort was India een grote exporteur van rijst. En om de eigen landbouw te beschermen was er een importheffing van wel 70%. Maar voor de tweede keer in korte tijd overweegt de Indiase regering -of heeft wellicht die beslissing inmiddels al genomen- om deze heffing geheel af te schaffen. Gebeurde dat de eerste keer om de inflatie te beteugelen -een groter aanbod pleegt immers te leiden tot lagere prijzen- deze keer is het vooral om de hongerige monden van de bevolking te helpen voeden.
Niemand weet of de droge zomer van dit jaar zich zal herhalen, maar met al die klimaatveranderingen weet je het maar nooit. En het begon zo mooi. Het India van onze ouders bestond vooral uit beelden van armoede en honger. Maar daar is veel aan gedaan. In de afgelopen tientallen jaren heeft zich een ware Groene Revolutie voltrokken in India. Dank zij grootschalige meerjarenplannen en nieuw ontwikkelde rijstsoorten werd er in het hele land een gigantische rijstproductie en –distributiesysteem uit de grond gestampt. Boeren die al sinds mensenheugenis gewend waren om gierstachtige gewassen te verbouwen werden met allerlei middelen overgehaald om rijst te gaan verbouwen. Meren werden aangelegd en rivieren omgeleid want rijst heeft water, veel water nodig. En waar er geen oppervlaktewater is, werd er tot diep in de aarde geboord om het grondwater naar boven te halen om de jonge rijstplanten te doen groeien. En deze aanpak werkte. De voedselproductie nam toe, sneller zelfs dan de bevolkingsaanwas. En zo werd India een welvoorzien land met grote noodvoorraden -je weet immers nooit- en een groeiende exporteur van rijst.
Tot dit jaar dan. Het begin van het einde van deze successtory? Misschien. Maar hoe dan ook: wat in India inmiddels de landbouwcrisis is gaan heten, zet zich door. Want inmiddels zijn ook de schaduwzijden van de grootschalige rijstbouw zichtbaar geworden. Het land droogt uit, want er is geen oppervlaktewater meer over. En ook als er geboord wordt tot diepten van 100 meter en meer: de pijp blijft steeds vaker leeg. En als er dan toch wat water aangezogen wordt, komt dit van elders en wordt het probleem dus verplaatst. Maar bovendien: is rijst wel goed voedsel, is het wel gezond? Zeker, het is gemakkelijk te oogsten, te bewaren en te bereiden. Allemaal voordelen. Maar de voedingswaarde van gepelde rijst -ongepelde rijst wordt in India nauwelijks gegeten- is gering. Het vult de maag, maar daarmee is veel gezegd. Maar de grootschalige rijstbouw heeft nog meer kwalijke kanten. De overheid houdt om begrijpelijke redenen de consumptieprijs laag. Anders gezegd: met de verbouw ervan is nauwelijks wat aan te verdienen. En vooral de kleine boeren die geen andere mogelijkheden hebben, lijden daaronder. Zij sappelen wat ze kunnen, maar zijn en blijven arm. Velen stoppen ermee, verlaten het boerenbedrijf en trekken naar de grote stad om daar de kost te verdienen als losse arbeider in de bouw of als straathandelaar. Vrouw en kinderen blijven in de steeds leger wordende dorpen achter. En zo leidt deze rijstbouw, hoe goed bedoeld ook, tot ontwrichting van grote delen van het Indiase platteland. Vaak ook kunnen de boeren niet wegtrekken naar de stad, hoe graag ze dat ook willen. Want ze hebben schulden gemaakt voor de aanschaf van de dure bestrijdingsmiddelen en het gepatenteerde zaaigoed. Schulden die ze niet meer kunnen aflossen, hoe hard ze ook werken. En velen zien dan maar een uitweg: de dood. Om in een ander leven opnieuw te kunnen beginnen, drinken zij pesticiden en ander landbouwgif. Het komt inmiddels zo vaak voor dat het een nationaal probleem geworden is en naast de landbouwcrisis spreekt men dan ook over een boerencrisis. Er wordt van overheidswege wel wat gedaan om de boerenstand uit zijn staat van permanente armoe en ellende te halen. Van goedkoop eten tot gratis elektrische stroom. Maar nog vaker blijft het bij schone verkiezingsbeloften.
Is er dan geen hoop op een betere toekomst? Zit iedereen bij de pakken neer en ziet wel wat ervan komt? Gelukkig is dat niet zo. Hier het verhaal van de Deccan Development Society, de DDS, een relatief kleine veranderingsorganisatie in Zaheerebad op het Deccaanse plateau in het noordoosten van Andhra Pradesh, een van de zuidelijke deelstaten. Het is een organisatie waarmee de Vereniging Wederzijds, waarvan ik een actief lid ben, al jaren goede contacten mee heeft. Als het even kan ga ik er met een groepje andere geïnteresseerden vanuit Nederland elk jaar naar toe. Ook dit jaar weer. Het was opnieuw een inspirerende ontmoeting.
De Deccaanse hoogvlakte is zo oud als de schepping. Ronde granietrotsen steken overal hun verweerde koppen door de vruchtbare aarde. Het is een tamelijk droog gebied maar de weinige regens zijn voldoende om de diverse gierstsoorten (millets) en eiwitrijke peulvruchten te doen groeien. De boeren konden ervan leven. Totdat de door de overheid zo gepromote rijstbouw kwam en de traditionele gewassen verdwenen. Totdat het water opraakte en de velden verdroogden. Toen verarmden de boeren en velen van hen trokken weg naar de grote stad in de hoop daar een nieuwe toekomst te vinden. Naar Hyderabad en nog verder. Vrouw en kinderen bleven achter in een samenleving die langzamerhand totaal ontwricht raakte. De mensen van DDS pakten een aantal jaren geleden dit probleem op samen met de achterblijvers. Overal in de dorpen werden de vrouwen georganiseerd met als doel het oude boerenhandwerk weer op te pakken. Niet met de rijstbouw natuurlijk, maar met de oude graansoorten die het op deze droge, maar vruchtbare grond altijd zo goed gedaan hadden. Soms was er geen zaaigoed meer te vinden en moest men het veld in om in het wild naar die zaden te zoeken. En zo ontstond er al werkende een heuse zaadbank waar goed geconserveerd in aarden kruiken de zeldzame en dus kostbare zaden worden bewaard. Om van daaruit weer uitgegeven en geplant te worden. De mensen van DDS begeleiden waar nodig de vrouwengroepen waarvan er inmiddels honderden zijn. Deze groepen van tien tot twintig vrouwen komen geregeld bij elkaar om over de gang van zaken te praten en daarover beslissingen te nemen. Om informatie uit te wisselen en elkaar te bemoedigen en te steunen. Want niet altijd gaat alles goed. En zo zie je voor je eigen ogen gebeuren dat de eens verdorde en verlaten velden weer gaan groeien en bloeien. En wordt er opnieuw gemaaid en gedorst. Langzamerhand begint het leven beter worden en even langzaam komen sommige mannen terug uit de grote stad om het oude handwerk weer op te nemen. En begint er weer iets van een sociale structuur te ontstaan.
Maar met het verbouwen van oude graansoorten alleen ben je er natuurlijk niet. Daar komt meer bij kijken. En dus hebben de vrouwen hun eigen pellerij, een eigen winkel waar ze hun producten aan de man brengen, een eigen restaurant waar die producten gegeten kunnen worden en tenslotte sinds kort een eigen radiostation waar hun verhalen verder verspreid worden. En voor de altijd welkome gast een -enigszins Spartaans- verblijf. En even vanzelfsprekend hun eigen maatschappelijke voorzieningen zoals een lagere school, een opvangcentrum voor alleenstaande vrouwen en hun kinderen. Maar, zal men zeggen in het kritische Nederland, zet dat allemaal zoden aan de dijk? Is het niet een druppel op een gloeiende plaat die even sist en dan verdwijnt? Misschien, wie kan het zeggen? In de opbouwfase was DDS vooral afhankelijk van meest buitenlandse sponsors. Nu die financiële steun aan het verminderen is, treedt er enig verval op. Het onderhoud van gebouwen en terreinen lijdt eronder. Men kan dus best wat financiële steun gebruiken. Maar aan de basis heeft men het goed begrepen en werkt men stug door. Die vele duizenden vrouwen die hun handen uit de mouwen hebben gestoken en vechten voor een betere toekomst voor zichzelf en hun kinderen. En het is precies daardoor dat ik bij mijn jaarlijkse bezoeken weer gesterkt en bemoedigd wordt. Hun gevecht tegen de landbouwcrisis, tegen de boerencrisis, heeft toekomst. Daar ben ik van overtuigd. Ook al is het nog niet meer dan een begin.

Flyingovers, de nieuwe horizon.

Vanavond klom ik weer naar boven. Naar het bovenste dak van het gebouw waar ik verblijf. Het is als altijd was het wat oppassen geblazen. Niet uitglijden, want naar beneden is het een heel eind. Ik ging –zoals te doen gebruikelijk- op het dak op mijn rug liggen en keek naar boven. De hemel was bewolkt; er was geen onweersbui. Grijs en blauw en soms een vliegtuig of een ster er doorheen. De Hyderabadse luchten waren nog niet veranderd. De geuren ook niet. De wind woei west en bracht alleen de frisheid van de Telengana, het hoogland van deze staat, met zich mee. Zoals het hoort rond deze tijd van het jaar. Ook de geluiden waren dezelfde als die van het afgelopen jaren. Hondengeblaf, kindergespeel en verkeerslawaai door elkaar heen. Het geluid van onze eeuwen. Onveranderlijk, onoverkomelijk en noodzakelijk. Of niet soms?
Nee, het was de skyline die voor mij vreemd was. Niet zozeer het noorden en het oosten. Die was nog steeds donker en bossig. Dank zij de politieacademie die veel met zich mee brengt maar ook veel tegenhoudt. De politieofficieren in opleiding hebben dat bos nodig voor hun schietoefeningen en hun oriëntatietrainingen. Een geluk bij een ongeluk. Nee, het noorden en het oosten was nog donker bebos, niet aangedaan, nog niet, door de oprukkende bebouwing. Geheel anders het westen. De gigantische fly-over van meer dan dertig kilometer lang om het centrum van de stad met het zuiden te verbinden, naderde zijn voltooiing. Meer dan dertig meter hoog, over landen, huizen en bomen als een strakke streek langs de horizon, spande de fly-over, het viaduct, zich van west naar zuid. Om ongeveer twee kilometer van hier in zuidelijke richting aansluiting te vinden op de weg naar het nieuwe vliegveld en, uiteindelijk, Bangalore.
De bouw van viaducten staat niet stil. Er moet wat gebeuren om de voortdurende verkeersellende van deze stad te overwinnen. Misschien helpt het even. Misschien helpt het mij om sneller het centrum van deze stad te bereiken. Dat kost nu meer dan een uur. Als het nieuwe viaduct klaar is wellicht iets minder. Maar ik ben daar niet zo gerust op. We zullen zien.
Ondertussen gaat het leven hier door. Morgen, op maandagochtend, begint hier het nieuwe seizoen. We zullen zien wat het mij te bieden heeft. De radio zendt nog steeds een jankerig programma uit vanwege het ongeluk dat de geliefde minister-president is overkomen. Maar de kranten staan al vol met opvolgingsperikelen. Zo gaat dat; ook hier. Niets menselijks is ons vreemd.
Agendapunt 1 van de Personeelsvergadering van het Henry Martyn Institute van 20 augustus j.l.: “CONTROLLING THE MOSQUITO GROWTH. Many suggestions were made. Some felt that municipal authorities must be informed and spry system used. Francis agreed to take the necessary actions within 3-4 days.” Dat was het dan. Poor Francis. Wat moest ze doen? En beter nog: welke noodzakelijke stappen heeft ze ondernomen? Ik ben benieuw naar vrees het ergste. De autoriteiten van de Greater Municipality of Hyderabad and Secunderabad hebben wel wat beters te doen dan zich zorgen te maken over de vele muskieten op het HMI. De stad kraakt in zijn voegen en barst uitkaar. In ons land is een telefoontje naar de gemeente vooldoende om een vreemd uitgedoste man te laten komen die a raison van €50 het wespennest uitroeit. Maar hoe ga je met teveel muskieten om? Doodmaken heeft geen zin, want de vrijgekomen ruimte wordt blijmoedig door andere muskieten ingenomen. Op de begrafenis van de een komen er tien anderen zegt men dan. Met het muskietenvolk onderhandelen over het delen van de ruimte is ook problematisch. Per slot van rekening zijn zij niet de Taliban. Nogmaals: arme Francis. Ik durf haar niet te vragen wat zij heeft kunnen doen.
Want het probleem is nogal reëel. Weliswaar gold Hyderabad altijd al als de hoofdstad van het Muskietenrijk, maar dit jaar is hun aantal en macht wel bijzonder. Het is nu rond vier uur in de middag en voortdurend zwermen die beesten om me heen. En niet om kennis te maken neem ik aan. De afgelopen nacht heb ik al een aantal van hun soortgenoten ontmoet. En zij mij. Mopper niet op mij; ik had alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen genomen. Me ingespoten met dat gele spul met DEET. En zo’n chemisch laten branden in het stopcontact. De hele nacht de plafondventilator laten zwiepen. Het zal wel geholpen hebben, maar niet veel. Ik werd verschillende keren wakker van de beten. Krabben hielp niet. De ammoniak van de anti-muggenstift van het Kruidvat enigszins. Maar op deze manier raak ik in no time door mijn ammoniak heen. En dan is Leiden echt in last.
Waar komen die beesten nou vandaan? Uit het water natuurlijk. De vele vroeg-late regens de laatste tijd hebben de voorraadtanks weliswaar goed gevuld maar nog meer poelen en plassen van stilstaand water veroorzaakt. En daar zijn die beesten gek op. Ze paren dat het een lieve lust is en er worden veel, heel veel kindertjes geboren. En die jonge, nieuwsgierige beesten zwermen uit om lekker vers bloed te drinken. Men moet toch leven nietwaar? Dat de eigenaar van al dat bloed dat niet prettig vindt en er allerlei enge ziekten kunnen worden overgebracht, dat zal ze een zorg zijn. Daar denken ze niet over na. Denken die beesten überhaupt? Geen idee; wie kan me daarover inlichten? Bestrijding van muggen is dus een kwestie van goed watermanagement. Wij Nederlanders zijn daar goed in. Kunnen jullie de Prins van Ons eens deze kant uitsturen? Francis wil graag met hem praten.
Verder, goede dierbaren, gaat alles goed. Vandaag was voor het eerst de buurtwinkel open. Die is van een coöperatie van het personeel van de nabij gelegen Nationale Politieacademie en was de afgelopen dagen dicht vanwege de rouwperiode als gevolg van de dood van de al dan niet geliefde Minister-president. Gelukkig kon ik eindelijk mijn tandpasta, waspoeder en vruchtensap (die overigens uit Nepal komt) aanschaffen. Dat scheelt. Maar de andere zaken, zoals een SIM-kaart die hier werkt, zijn nog niet geregeld. Om een of andere duistere reden zijn alle mensen die dingen voor me zouden doen, met vakantie. Maar ik wacht wel; het komt goed.

Kommer en kwel deel 1.

Na aankomst in Hyderabad was er vooral belangstelling voor de “swine flu”, zoals de Mexicaanse griep hier aangeduid wordt. Aan boord hadden we al een inlichtingenbriefje moeten invullen en dat moest afgegeven worden aan een hele batterij witgejaste mensen met groene latex handschoentjes aan en mondkapjes voor. Na een korte ondervraging kreeg je een apparaat tegen de slaap gedrukt. Ik vermoed dat daarmee werd gemeten of je koorts had of niet. Dat bleek bij mij niet het geval te zijn dus ik werd toegelaten. Of dat allemaal nodig is? Ik denk van niet maar ik ga er niet over. Buiten de aankomsthal verwachtte ik mijn chauffeur Taj (uit te spreken als Taatch)aan te treffen. Hij had mij een keurige email gestuurd met de belofte mij af te halen. Maar nergens een Taj te bekennen. Ook niet zijn broer die wel eens voor hem invalt. Een taxi gehuurd en samen met mijn student en diens afhalers richting Hyderabad, naar het Henri Martin Institute, waar ik de maand september zou verblijven. Ook dat was per email afgesproken en keurig bevestigd door de verantwoordelijke personen. Maar bij de hoofdpoort aangekomen bleek deze te zijn gesloten. Luid getoeterd maar geen enkele reactie. De nachtwaker zal wel geslapen hebben. Niks lekker bedje dus. Goede raad bleek niet duur te zijn. Want mijn student nodigde me uit om door te rijden naar zijn studentenkamer om daar het restant van de nacht door te brengen. Dus weer op weg door de verlaten straten van de stad. Het bleek de laatste dag van het vierdaagse Ghanesh-festival te zijn. U weet wel, de dag waarop al die bontgeschilderde Ganeshen groot en klein in het water worden gekieperd onder luid gejuich van alle omstanders. Om vervolgens de dag daarna weer uit het water gehaald te worden en afgevoerd naar de gemeentelijke vuilstort. Als ze die al hebben hier. Over de achtergronden van dit merkwaardige en vermakelijke gebeuren heb ik vorig jaar al eens bericht. Van harte ter lezing aanbevolen. Ook dit jaar viel het Ganesh-festival in de Ramadan. In het verleden gaf dat wel eens aanleiding tot stevige gevechten tussen de onderscheiden groepen gelovigen, de Moslims en de Hindoes. Maar het was tot nu toe rustig gebleven,zei men. In de kale studentenkamer aangekomen werd mij het bed ter beschikking gesteld. De student vleide zich ernaast op de grond neer. Geslapen tot de middag. Toen kwam Taj mij ophalen. Waar hij was die vroege morgen? Wel, hij had me op een andere dag verwacht,zei hij. Hoe men zich toch vergissen kan. En zo wrongen we ons langs de feestvierende menigten en de alom aanwezige politie en (para)militairen naar het HMI. Onderweg vertelde Taj mij over de volgende ramp die ons getroffen had. Daarover in het derde en laatste deel van dit werk in mineur.

De premier was verongelukt. Zijn helicopter was in slecht weer neergestort. Pas na een lange dag zoeken werd het wrak gevonden. Gevechtsvliegtuigen van de luchtmacht hadde de restanten ontdekt op een begroeide heuveltop midden in een natuurreservaat vol van beren en tijgers. De MP was volgens de kranten een geliefd man. Het bericht van zijn dood had 42 anderen het leven gekost. Mensen die een hartaanval kregen toen zij het verschrikkelijke nieuws hoorden en anderen die uit louter smart zlfmoord pleegden. Opvallend overigens dat die kranjten dat zo snel en zo nauwkeurig wisten. Hij was dus een geliefd man. Vooralo bij de boeren die hij gratis stroom had bezorgd. Zei men. En dat terwijl hij een Reddy was, bewhorend tot de kaste van de grootgronbezitters. Hoe het ook zij, er werd een periode van zeven dagen nationasle rouw afgekondigd en iedereen had een vrije dag. En zo is er de hele week hier dus niets uitgevoerd. Eerst die vier dagen van het festival en toen die dode MP. De Moslims doen het tijdens de Ramadan ook wat kalmer aan, dus er zal die arbeidsproductiviteit hier niet zoveel terechtgekomen zijn. Hoewel: er wordt hier overal gebouwd. Als je na negen maanden weer terug komt, is de hele omgeving veranderd. Overal hoor het het klop-klop van de hamers en overal verschijnen grote hopen bouwafval. Want dat blijft gewoon liggen hier. Ook bij het HMI grote veranderingen. Veel ervaren stafleden zijn vertrokken of gaan binnenkort weg. Ook de hostel-warder, zeg maar de bewaakster, is weg. Waarschijnlijk de reden waarom men mijn komst vergeten was. Maar voor de rest is het hier easy-going. Er zijn niet zoveel studenten, een stuk of veertien. De meesten uit India zelf en uit Afrika. Nog geen Europeaan gezien, maar dat kan nog komen. Ik hoor overigens klachten uit Nederland dat het daar zo koud en winderig zou zijn. Wel, dat is het hier ook. De regens zijn erg laat dit jaar en wat er nu valt, had al maanden geleden moeten komen. Met een beetje pech gaan de vroege regens vanzelf over de late regens van oktober en blijft het koel. Ach, beter zo dan dat gloeiend hete. De muskieten genieten ook erg van dit weer. Gisteravond hebben ze zich massaal op mij gestort. Ik was te laat met het smeren van anti-muggenspul en dat heb ik moeteen bezuren. Het zal me niet weer gebeuren. Zo, dit is dan het slot van deze trilogie vol met treurnis. Wat de nabije toekomst voor mij in petto heeft, weet ik nog niet. Iedereen die me daarover iets kan vertellen, komt pas maandag weer op het werk. Maar ongetwijfeld zullen mijn volgende berichten veel vrolijker en lichter zijn. Beloofd!