Sunday 16 December 2007

De dood is nooit ver weg in India ...

De dood is nooit ver weg in India. Hoe kan het ook anders in een land zo vol met mensen. En zeker in de oude stad van Hyderabad, waar bijna een miljoen mensen dicht opeengepakt leven. Waar de algemene gezondheidstoestand slecht is en de levensverwachting laag. Waar typische armoedeziekten als malaria, bloedarmoede, geelzucht en ademhalingsklachten aan de orde van de dag zijn. Maar soms is de dood wel erg dichtbij. Telkens als ik de bus naar de oude stad neem, passeer ik aan mijn linkerhand de crematoria van de stad. Ze staan aan de rechteroever van de rivier die Hyderabad in tweeën snijdt, de Musi. Vroeger was dat vooral in de regentijd een bruisende en soms overstromende rivier. Tegenwoordig een smalle stinkende waterloop. Bijna al het water wordt in spaarbekkens en stuwmeren verder stroomafwaarts vastgehouden voor de bevloeiing van de landbouwgronden. In die vroegere tijden zullen de crematoria buiten de stadsgrenzen hebben gelegen, maar nu zijn ze ingeklemd tussen de rivier en de drukke uitvalsweg in de richting van Bangalore. De oevers van de rivier zijn kennelijk erg geliefde plaatsen om de doden te begraven, want overal zijn sterk verwilderde kerkhoven. Dat begraven gebeurt natuurlijk alleen door de Moslims, die bijna de helft van de bevolking van de oude stad vormen. Christenen zijn hier praktisch niet; die wonen vooral in het noorden van de nieuwe stad waar eens de Britten hun kantoren en kazernes hadden.Hindoes plegen hun doden te verbranden, waarna de as in de rivier gestrooid wordt. En dat zie je onder je ogen gebeuren. Laatst uit het raampje van de bus; het raampje waarin ooit glas heeft gezeten en nu de wind en de uitlaatgassen doorheen waaien. Ik zag een handkar op de as van de weg staan, enkele wachtende mannen er omheen. Bovenop de handkar het lichaam van de overledene, overdekt met oranjegele bloemen. Het kostte even tijd om met deze lading de weg over te steken. Niemand, geen automobilist of motorrijder, dacht erover te stoppen of wat langzamer te gaan rijden. Dat is geen gebrek aan respect, maar maakt deel uit van de manier waarop men in India aan het gemotoriseerde verkeer deelneemt. Daarbij is alleen datgene wat recht vooruit gebeurt van belang. En zo moeten overstekende voetgangers meestal langere tijd wachten voordat ze de oversteek durven te maken. Die oversteek is vooral lastig als de baar met het lichaam op de schouders wordt gedragen. Het is moeilijk dan je evenwicht te bewaren en tegelijk op links en rechts voortstormende het verkeer te letten. Een paar dagen geleden stond er een man met een klein bundeltje in de armen. Ik vermoed een pasgeboren baby in een witte doek gewikkeld. De man stond midden op de weg, klaar om over te steken. Een paar andere mannen om hem heen. Zou de drager de vader van het dode kind zijn? Een familielid wellicht? En waar zou de moeder zijn? Nog in het kraambed, of misschien al samen met de andere vrouwen aan de andere kant van de weg? Ik weet het niet. De auto van de Amerikaan die mij een lift gaf, reed te snel om dat te kunnen zien. Veel mensen zullen er wel niet gekomen zijn. De crematie van een pasgeboren kind trekt in de regel niet veel bekijks. De crematoria zijn grote grijze, halfopen constructies. Er omheen een lage muur geflankeerd met kleurige Hindoeïstische godenbeelden. Overdag zijn er altijd wel enkele verbrandingsplechtigheden aan de gang. Midden op een grote betonnen plaat branden dan de vuren; er omheen enkele tientallen familieleden. De rook trekt weg door grote openingen in de daken en vervliegt in de wind. Vermengt zich met de rook van andere vuren zoals die van de altijd smeulende afvalhopen en de aangestoken grasbranden. Zo draagt ook deze bij aan de deken van smog die over de stad hangt en de ademhaling van de levenden bemoeilijkt. Meestal waait er in deze tijd van het jaar een zacht windje en wordt het mengsel van stof, rook en uitlaatgassen weggeblazen naar de Deccaanse hoogvlakte, waarop Hyderabad ligt. Maar op windstille dagen is het om te stikken. Op de terugweg van de stad naar het Instituut waar ik enige maanden studeer is het vaak al donker. De zon gaat nu immers al om half zes onder. Rijdend langs de crematoria zie je in het duister de vuren loeien. Als het nog later op de avond is, rest nog slechts de as. De crematoria zijn dan al gesloten want er zijn geen mensen meer te zien. Alleen dat hoopje gloeiende as. En een wegtrekkende rooksliert.
Piet Kruizinga.

Alle begin is moeilijk .....

Beste lezers en lezeressen, dit is de eerste keer dat ik van dit elektronische, publieke dagboekje gebruik maak. Vandaar dit testbericht. Volgende keer beter.
Bedankt voor jullie geduld.
Piet.