Tuesday 26 May 2009

Nederlandse identiteit.

Nederlandse identiteit op het ijs?
Nog niet zo lang geleden vertelde de Kroonprinses dat er geen specifieke Nederlandse identiteit zou bestaan. Volgens velen een terechte uitspraak. Volgens vele anderen was “dat wel een bietje dom, ja”. En het debat begon. Dat debat kreeg de afgelopen weken een onverwachte wending. De vorst viel in; er ontstond een dikke laag ijs en Nederland ging massaal op de schaats. En de commentatoren wisten het al snel. Daar op dat ijs was de Nederlandse identiteit te vinden. Daar herleefde het collectieve volksgevoel. Het schaatsen als de ultieme overwinning op onze erfvijand: het water. Gereserveerd als ik ben op dit punt bond ik tamelijk laat de schaatsen onder. Eigenlijk meer als metgezel van een paar kleinkinderen dan als schaatser. Op naar de ijsbaan. Het werd een gedenkwaardige middag. Laat ik het eerst over mezelf hebben. Het kostte me enige moeite om met schaatsen aan de baan op te klunen. Maar gelukkig geen enkel probleem. Blozende dames van een jaar of veertig staken me hun bereidwillige handen toe. En zo werd ik hand aan hand de baan opgeleid. De rest van de middag besteedde ik aan het bekijken van het publiek en het meimeren daarover. Het eerste was me opviel was de ontspannen sfeer. Er viel geen onvertogen woord. Het was, wat je zou kunnen noemen, gezellig. Ziet de Nederlandse identiteit er zo uit? Niets te klagen dan. En dan de schaatsenrijders. Er waren er die nonchalant met de schaatsbeschermers op de rug en een donkerblauw mutsje over de schedel als Sven Kramer de baan kruisten. Meestal mannen in de veertig. Beleefden zij nog eenmaal hun jeugd? Gemakkelijk overstappend en mild glimlachend ontweken zij de talrijke kinderen die al krabbelend hun pad kruisten. Wat deden zij op de ijsbaan? Er waren toch voldoende toertochten uitgezet langs berijpte rietpluimen en dode ijsvogels? Nou ja, de baan zal wel dichtbij zijn geweest en gelegenheid te bieden aan talrijke goedgemutste dames. Maar verreweg de meeste rijders waren kinderen tot achttien jaar. Op allerhande soorten schaatsen. Van de ouwe Friese doorlopers, ongetwijfeld van opa geleend, tot die moderne speelgoed hockeyschaatsen. Waren ze aan het schaatsen? Welnee. Ze krabbelden wat. Soms achter een kleuterstoel om het te leren. Net als ik vijftig jaar geleden. Achter een stoel over de veenkoloniale vaarten. Maar het mooist vond ik de paartjes, hand in hand over het ijs glijdend. Nee, dat had niets te maken met een heropbloeiende verliefdheid. Maar meer met een poging om elkaar te behoeden voor een plotselinge val. Kan het beter en mooier? Op de achtergrond schalde de muziek uit de luidsprekers. Zonder uitzondering Hollandse smartlappen, waarvan ik het bestaan niet vermoed had. Niemand die het trouwens leek te horen. Eigenlijk was er maar een dissonant: de baanveger die op zijn gemotoriseerde bezem luidkeels elke mogelijke sta-in-de-weg luidkeels tot de orde riep. Bijna alles prettig en positief dus. Maar was hier daarom de Nederlandse identiteit die Prinses Maxima niet zag? Ik zag weinig gekleurde gezichten. Een paar, van kennelijk Surinaamse en Molukse afkomst. Maar feitelijk was het een blanke bedoening. Is de Nederlandse identiteit voornamelijk blozend, krabbelend en vooral blank?
Elk voordeel heb zijn nadeel, sprak een van de grootste Nederlandse sporters onlangs. Waarom was ik met die kleinkinderen op de ijsbaan? Omdat hun moeder kort tevoren met spoed was weggeroepen naar de eerste-hulp-afdeling van het regionale ziekenhuis. Het aantal pols- en andere breuken rees de pan uit. Al het beschikbare en deskundige personeel moest zich melden. Alarmfase rood. Alles heb zijn nadeel. De daarop volgende dag hebben vele van de dappere schaatsers zich ziek moeten melden. Gevallen door eigen of andermans onhandigheid. Kennelijk mag onze identiteit wel wat kosten. Veel pijn, maar ook veel geld.
Terug van mijn bezoek aan de ijsbaan vroeg ik me af of daar nu de sleutel lag voor het antwoord op onze vragen naar onze identiteit. Aan de ene kant onderging ik het bad van de gezelligheid; de wederzijdse verstandhouding en hulp. De gezelligheid, dat niet te vertalen woord. Kennelijk doet ijs dat met ons Nederlanders. Waarom zouden bijna alle buitenlandse kampioenen met zoveel heimwee spreken over de sfeer in het Heerenveense stadion? Aan de andere kant: als dit inderdaad iets is van onze identiteit; wie zijn dan de anderen die zonder schaatsen apart staan en wegblijven? Horen zij er niet bij? Een laatste vraag. Of ik inderdaad geschaatst heb die middag. Wel, laat ik het zo zeggen, ik heb het geprobeerd. Mijn bijdrage aan de al dan niet aanwezige identiteit. Bescheiden, maar toch.
Piet Kruizinga.

No comments: